×

Interview

03 maart 2016

Met nesjomme in muziek en leven: Amsterdam Klezmer Band

Geschreven door: Marcel Hartenberg

Klezmer. Wat is dat nu precies? En hoe speel je het eigenlijk? Zijn er voorgeschreven lijnen? Of gaat het om wat je erin legt? Dat waren wat van de vragen waar Job Chajes, zanger en saxofonist van de Amsterdam Klezmer Band vast een antwoord op zou kunnen geven. Written in Music sprak met Job Chajes over de ziel van klezmer, het twintigjarige jubileum van de band, hun nieuwe album, Oy Oy Oy en meer.

Amsterdam Klezmer Band (foto: Fred van Diem)

WiM: Een documentaire over klezmer bij de NPO liet klezmer zien die heel traditioneel gespeeld wordt met viool, dat andere instrumenten zoals de klarinet er later wel eens bij kwamen, maar dat de kern toch lag, zo leek het, bij de viool. Als je jullie muziek hoort, vind je de viool niet terug, wel een indrukwekkende set aan instrumenten. Hoe zien jullie klezmer en hoe hebben jullie je ontwikkeld?
We zijn ooit begonnen als bandje dat traditionele klezmer speelde in een onconventionele setting; wat je zegt, viool en klarinet zijn normaal de instrumenten die de boventoon voeren. Ik speel zelf saxofoon en ik ben een van de twee oprichters die nog in de band zitten. Ik speelde met de saxofoon de melodie dus we begonnen gelijk al enigszins onconventioneel, maar wel speelden we de stukken vrij traditioneel.

In de klezmer is er een standaard en er zijn evergreens die iedereen kent. Dat zijn een stuk of 100, 200 stukken en die zijn op papier gezet en opgenomen in de periode tussen 1910 en 1940,  voornamelijk in de Verenigde Staten. Dus er is audiomateriaal en er is schrift. In het begin hebben we ons daar toen op beroepen en we hadden een repertoire dat daarmee verbonden was. We konden een feestje goed vullen. Vanuit onszelf schreven we ook al stukjes. Dat was in 1995 en 1996. Toen kwamen er hier ook vaker zigeunerbands langs, zoals Taraf de Haïdouks en, terwijl ik dus al enige jaren bezig was met klezmer,  waren dat dus heel andere invloeden, die zigeunermuziek uit Roemenië. Dat sprak me heel erg aan en dat heb ik toen in mijn muziek verwerkt.

Onze bassist is opgegroeid met muziek. Zijn vader was begenadigd muzikant en ook dirigent, hij leidde orkesten. Jasper heeft van huis uit veel Gheorghe Zamfir geluisterd. Die heeft veel fantastische rootsy Roemeense platen gemaakt. Jasper kwam toen ineens met te gekke niet specifiek klezmer maar tegelijk wel Balkan klezmerachtige muziek aanzetten.

We zijn dus begonnen vanuit traditionele klezmer maar onze eigen invloeden kwamen er ook in en dat heeft zich met de jaren en met de uitbreiding van de band, we begonnen met 3 leden en zijn nu al 15 jaar met dezelfde 7 personen, wel gevormd. Onze band is een eigen leven gaan leiden. Ja, we heten Amsterdam Klezmer Band, maar we maken en spelen steeds meer eigen repertoire. De naam plaatst ons misschien in een bepaalde hoek, maar wat we nu doen is eigenlijk nieuwe klezmer. We laten het niet bij wat het ooit geweest is, wat ook helemaal te gek is, ik zou net zo goed alleen maar oude klezmer kunnen spelen, maar het is nu eenmaal zo dat we in 2016 leven en dat we genoeg ervaring en ambitie en creativiteit in de band hebben om onze eigen stukken te schrijven en dat vind ik heel leuk. Dat vinden we allemaal heel leuk.

WiM: Als je ervan uitgaat dat een van de kenmerken die beschreven wordt bij klezmer het meenemen van muzieksoorten en stijlen is die je onderweg tegenkomt, dan is wat jullie doen, misschien juist wel een omarming van die klezmertraditie. Zou je het zo niet kunnen zien?
Dat denk ik wel. Alleen het is altijd punt van discussie. Omdat je zo sterk een basis hebt van wat klezmer is en er ook veel mensen zijn die het idee hebben te weten wat klezmer hoort te zijn, deelt zeker niet iedereen die mening. Ik weet dat ook, maar we maken ook onze eigen muziek. Je mag dat klezmer noemen, je mag dat geen klezmer noemen, het is onze muziek.

WiM: Als je terugkijkt op 20 jaar van jullie band wat waren dan de drie meest in het oog springende hoogtepunten?
Voor mij was dat in ieder geval de uitbreiding naar zeven man. Toen we nog met drieën waren, was ik de enige blazer. Ik luisterde wel naar die oude opnames met grote orkesten, van 8, 10, 12 of nog meer mensen. Ik had in mijn hoofd dat ik ook meer blazers wilde. Ik wilde dat geluid. Ik ben totaal niet opgegroeid in een fanfare-traditie. Mijn introductie met blazers kwam met James Brown en John Coltrane. Ik wilde graag dat het groter werd, naar een groot geluid. In 2000 zijn we uitgebreid van 4 personen naar 7. We speelden al met Gijs Levelt op trompet, vanaf 1997 en vanaf 2000 kwamen daar vast een trombonist, een klarinettist en Alec onze zanger en percussionist er bij. En toen was het geluid compleet.

Onze groei ging heel natuurlijk. Ik was al bevriend met Janfie (van Strien), onze klarinettist. We waren gelijkgestemden en ik vroeg hem af en toe als gast mee op klarinet. Met Alec (Kopyt) speelde ik al sinds 1994 of 1995. Ik speelde met hem op straat; zijn rol was toen anders. Hij begeleidde mij op zijn accordeon. In de band is hij gaan zingen en percussie gaan spelen. En Joop (van der Linden), de trombonist, ken ik via de band van Janfie, waarin hij speelde. Joop zei altijd: “Als je ooit een trombonist zoekt, bel dan mij.” En rond 2000 hebben we hem gevraagd. Hij kwam op de repetitie en we lieten hem 10 nummers spelen. Hij kende ieder nummer uit zijn hoofd en toen hebben we hem aangenomen. Het jaar 2000 was een turbulent jaar, want we gingen met de basis vier plus Alec in Zuid-Europa op tournee, naar Zwitserland en Italië. Voor het eerst met Alec spelen, en tegelijk gingen we in hetzelfde jaar met zijn zessen zonder Alec spelen. Het was dat jaar nog een beetje zoeken, maar in 2001 is de stabilisatie gekomen.

In dat jaar kwam gelijk het volgende hoogtepunt: het spelen op Noorderslag. Daar werden we herkend door dagbladen en door de scouts. Janfie en Joop hadden al connecties in het popcircuit. Zo kwamen we direct bij een goede boeker terecht en Alec had contact bij een gerenommeerde platenmaatschappij waar we een cd konden uitbrengen. Er gebeurde in dat jaar heel veel vanaf Noorderslag. Dus dat was het tweede hoogtepunt.

Voor mij zijn er honderden hoogtepunten daarom is het noemen van een derde hoogtepunt lastig. Maar ik denk het optreden op Szigetfestival in Hongarije. Daar hebben we 4 of 5 keer gespeeld en dat was elke keer te gek. Maar dat kan ik ook zeggen van spelen in Paradiso. Dat deden we al 6 of 7 keer en dat was ook elke keer een hoogtepunt.

WiM:  We blijven nog even in de geschiedenis. Als mensen de Amsterdam Klezmer Band beter willen leren kennen, wat zijn dan de sleutelabums volgens jou?
Mokum sowieso, dat is live. Limonchiki is sowieso een sleutelalbum, het heeft veel voor ons gedaan, omdat er nummers opstonden die belangrijk voor ons waren, die iets teweeg brachten bij het publiek en die dat nog steeds doen als we ze spelen. Dat album is voor ons daarom repertoire technisch erg belangrijk voor ons geweest.

Son is belangrijk omdat dat het eerste album was dat we in de huidige bezetting hebben opgenomen. De opnames startten in november 2003 en het album is in januari 2005 uitgebracht.  Er was toen een nieuwe flow. Limonchiki was het beste wat we konden krijgen uit de eerste vijf jaar en daar stonden ook nummers op die we al eerder hadden opgenomen, maar met zeven mannen. En daarna wisselden we van accordeonist. En de nieuwe accordeonist, Theo (van Tol) nam een hele andere sfeer van Oost-Europese Balkan muziek mee. Je kunt hem ook wel professor Balkan noemen. De sfeer en het meer loslaten van het traditionele klezmer idioom hoor je meer op Son. Dat album heeft een ander geluid. Ik vind Katla heel belangrijk omdat we daar qua composities weer een stap vooruit zijn gegaan. Eigenlijk heeft elk album een belangrijke functie. Benja had in mijn ogen een minder belangrijke functie als cd, maar het programma dat we in het theater hebben gebracht was heel belangrijk en daar hebben we heel veel van geleerd. Daar hebben we ons heel erg in ontwikkeld.

WiM: Benja was nadrukkelijk een conceptalbum, hoe hebben jullie de keuze daarvoor gemaakt?
We moeten onszelf soms opnieuw uitvinden om in ontwikkeling te blijven en interessant te zijn voor het publiek. Het publiek moet denken: “Dat moet ik zien, de Amsterdam Klezmer Band komt in het theater met een programma en het gaat over gangster en entertainers in het oude Odessa, de joodse wijk van honderd jaar geleden, dat lijkt me interessant.” Je moet iets doen wat bij jezelf past, wat jezelf graag wilt doen en wat je graag wilt vertellen of wat je graag wilt laten horen. Je hebt de basis, je hebt de roots, die neem je altijd mee, daar kun je altijd op teruggrijpen. In elk programma, in elke show die we doen zitten ook roots, tegelijk probeer je toch altijd een stapje vooruit te zetten. Je moet gewoon blijven groeien. De band heeft het gewoon in zich om altijd maar verder te willen, verder te groeien of een andere kant te bekijken of weer een aparte samenwerking aan te gaan. We zijn met zijn zevenen en er is altijd wel iemand die een te gek idee heeft ergens ver in de toekomst. Uiteindelijk gebeurt het wel.

OYOYOYWiM: Jullie hebben de laatste jaren met meer regelmaat albums uitgebracht dan in de periode daarvoor. Wat is daar de verklaring voor? In hoeverre borrelen de nieuwe nummers dan bij jullie op?
Even kijken. In 2011 hebben we Katla uitgegeven, daarvoor een hele tijd niets. Want het was namelijk volgens mij 2007 of 2008 dat we Zaraza uitbrachten. In 2013 was er Mokum, in 2014 Blitzmash, daarna in 2015 Benja en nu in 2016 Oy Oy Oy. Elk album heeft zijn eigen oorsprong. In 2012 bestonden we 16 jaar en we wilden heel graag een keer een live-album maken voor onze fans. Als soort cadeautje voor de mensen die al die jaren al naar onze concerten komen, die altijd maar onze cd’s kopen en kaartje kopen. Die hoes zit ook vol met krantenknipsels en foto’s. Het is een soort overzicht van alles wat we deden. Zo van jongens dit is de Amsterdam Klezmer Band: a live show.  Niet iedereen was even overtuigd, de platenmaatschappij had twijfels. We hebben het gewoon gedaan. En het is een hele mooie plaat geworden. Katla was vooral omdat we toen veel nieuwe stukken hadden geschreven en een nieuw programma hadden en op toer wilden.

Blitzmash in 2014 zat al zo lang in de lucht. In 2006 hadden we een remix album uitgebracht en dat was een leuk experiment. Daar stonden nummers op die tot op de dag van vandaag op de dansvloer worden gedraaid. En dat wil je gewoon. Je wilt dat jouw muziek de weg vindt naar het publiek in een pure vorm of in een bewerkte vorm. We wilden heel graag een samenwerking aangaan met één producent om een elektronisch getinte plaat te maken. Toen hebben we Jori Collignon van Skip&Die gevraagd. We kenden hem al van C-mon & Kypski en met hem wilden we dat doen, want hij maakt zulke lekkere beats. Die plaat is gemaakt met een heleboel gasten zoals Benjamin Herman, Kyteman, Lilian Vieira, Yuriy Gurzhy uit Berlijn, Ohran Osman uit Turkije en nog veel meer. Soms moet je een project doen en moet het even anders. Benja hebben we in 2013 op de planken gezet en toen wisten we al dat we in 2015 weer een reprise zouden doen. Toen dachten we: nu zit het materiaal er lekker in dus laten we nú de studio ingaan, dan hebben we straks een cd vooral voor het publiek om aan te bieden. Het album is dan ook niet groot aangekondigd. Dat is bewust een beetje klein en lokaal gehouden. Maar nu is het wel een belangrijk album.

WiM: Bij jullie vorige jubileum kozen jullie met Mokum voor een live album, nu geen nieuw overzicht van jullie werk, maar een volledig nieuw werk. Hoe kwam die keuze tot stand?
Ja, we waren toe aan een studio-album. We waren toe aan een album wat zich kan meten aan andere belangrijke albums van ons zoals Limonchiki. Dus met mooie zangliedjes, met opzwepende nummers, een ballade hier en daar. We zijn op zoek gegaan naar nieuwe klassiekers. We speelden live al zo lang de bekende nummers zoals Chassid In Amsterdam, Limonchiki, Takaj Zhizn en Marusja die het elke keer doen en die we met heel veel plezier spelen, maar op een gegeven moment wil je gewoon nieuwe nummers hebben. Niet elk nieuw repertoire is sterker dan wat we ooit eerder schreven, maar voor deze plaat zijn we dieper gegaan dan voorgaande platen. We moeten nog gaan voelen of het publiek ook voelt wat wij voelen. Ik persoonlijk vind het helemaal te gek.

WiM: Waar zit dat diep gaan dan in? Hoe heeft dat gewerkt? Wat maakt dat jij dat gevoel hebt?
Ik persoonlijk vind dat de nieuwe nummers zich kunnen meten met de belangrijke nummers, maar het moet in de praktijk natuurlijk nog blijken. Ik vind dat de nummers op de plaat echt bij ons passen, bij onze huidige staat van dienst, onze leeftijd. Er staan hele fijne composities op, er staan hele fijne ballades op en lekker opzwepende composities. Ik vind dat Alec er met zijn zang heel mooi uit komt. Hij kan hele mooie trieste dingen zingen. Dat leeft heel erg in hem en dat komt er ook mooi uit. Ik vind mijn eigen teksten heel leuk. Sinds ik met klezmer bezig ben heeft de saxofoon erg op de voorgrond gestaan, maar ik heb wel altijd de wens gehad om me meer te uiten als zanger/frontman. Benja en Blitzmash waren projecten waarin ik meer teksten ben gaan schrijven. En daar ben ik verder door gekomen. Ik kan nu eindelijk mezelf beter uiten als zanger in een liedje.

WiM:  Een vraag over de hoes. De voorkant is, als ik het goed zie, een pauw met om zich heen allerlei wereldse tekens. In hoeverre zetten jullie je dus ook af tegen de hedendaagse maatschappij?
Job lacht. Ja, dat is toch overduidelijk een pauw. In het donker licht die op, he. Dat is glow in the dark. Dat is het concept. Overdag zie je een pauw met veren. En ’s nachts, als het donker is, krijg je pas te zien waar de pauw voor staat. Dan zie je allemaal symbolen van ijdelheid. We hebben als band twee kanten. We hebben een amusementskant en we hebben een diepe kant om het zo te noemen. Allebei die kanten mogen er zijn. Allebei die kanten zijn eigenlijk in oorlog met elkaar. We staan bekend als feestband. Maar als je ons een feestband noemt doe je ons tekort, omdat we echt niet alleen feestmuziek maken. Het is alleen wel zo dat elk concert eindigt in dansen en dan wordt er gefeest. Maar van begin tot einde wordt er niet alleen maar gedanst en gefeest, het leven is ook niet alleen maar dansen en feesten.

WiM: De tekst van Alec’s Ascultare en de zang van Alec vormen een mengeling van treurnis en cynisme. De muziek past perfect. Daar zit in ieder geval dat feestelement niet in. Hoe kijken jullie naar de nummers, hoe gaan jullie het live doen?
Alec en ik zijn heel verschillend. Wij bemoeien ons niet met elkaars teksten. Wij hebben waardering voor elkaars werk. Hij zingt in het Russisch, dus wij weten niet waar hij over zingt. Hij vertelt waar zijn teksten over gaan en alleen als er iets heel geks tussen zit, kaarten we dat aan. En als ik een tekst heb geschreven waarvan hij denkt dat hij er niets mee kan, dan geeft hij dat ook onderbouwd aan. Maar aan de andere kant moeten we er wel achter staan, want we moeten het met zijn allen doen. Ik ben de ceremoniemeester. In mijn liedjes vind ik het leuk om de positieve kant en het feest aan te wakkeren. Zelfs in een nummer als Vrijdag, wat weer een heel rustig, loom funknummer is, gaat het refrein over dansen en feesten. Of we Alec’s Ascultare live gaan brengen, ja, dat kan, maar niet in een club. Die komt niet in de nieuwe show. Maar we spelen ook theaterconcerten of op jazzfestivals of in een jazzclub. Dat is een perfecte plek om dat nummer neer te zetten. Een aantal nieuwe nummers gaan we in de toer spelen en een aantal ervan zijn voor een andere gelegenheid.

Jasper de Beer, de bassist van de Amsterdam Klezmer Band komt binnen en schuift aan bij het gesprek.

WiM: Zijn het dan nummers die opborrelen en die voelen als nummers die je op dat moment live moet gaan spelen?
Er is altijd wel een gedeeld gevoel over welke nummers in de set zouden passen en welke niet, want je hebt toch ook te maken met het feit dat je een clubconcert doet en wij willen dan toch wel wat meer dansdingen hebben. Je gaat uit van een mooi verloop van de show. De boodschap die een nummer heeft is, de verbale of politieke boodschap van een nummer, is niet de reden om een nummer op de set te plaatsen. Tenzij we met zijn allen een gevoel hebben dat het zou moeten, maar dat is tot nu toe nog niet gebeurd.

WiM: Dat zegt ook wel iets over de chemie in de band. Hoe zouden jullie die chemie beschrijven?
Jasper: Die verandert veel. Dat heeft te maken met persoonlijke levens die veranderen. Job: We zijn gewoon een werkende band. We zijn redelijk pragmatisch. Als we zeggen dat er nieuwe nummers moeten komen dan komen er nieuwe nummers. Dan is het ene nummer toffer dan het andere nummer. Er is wel een soort gemene deler van smaak in de band. En soms valt een nummer er buiten. Natuurlijk schrijft iedereen anders en de composities van de een worden sneller uitgevoerd dan die van de ander. Jasper: We spelen verschillende soorten concerten waardoor verschillende soorten repertoire kansen krijgen.

WiM: Hoe belangrijk is die mix van verschillende concerten voor jullie?
Beiden: Ja, dat is heel fijn. Ik denk dat iedereen dat heel fijn vindt. Want we vinden het te gek om Paradiso plat te spelen. Om 800 mensen in feeststemming te brengen. Maar we vinden het ook heerlijk om klein in het theater een heel breekbaar stuk muziek neer te zetten, waar mensen met hun ogen dicht helemaal mee worden genomen. Daar tussen zit een hele wereld. Jasper: Die afwisseling is heel welkom. Zeker omdat je hiernaast qua tijd ook niet veel kan doen. Dan is het kunnen spelen van verschillende concerten heel fijn voor de afwisseling.

WiM: Als ik het goed beluister, is er dus niet veel ruimte voor projecten naast de Amsterdam Klezmer Band?
Ja, in principe kan het wel, maar dan moet je veel ambitie hebben. Als je echt een succesvol soloproject of een band er naast wilt hebben dan moet je of niet de bandleider zijn en dus in kunnen springen wanneer de Amsterdam Klezmer Band het toelaat of je moet echt gewoon ongelooflijke peper in je reet hebben en heel veel energie.

WiM: Dan is de muziek dus ook je bestaan, dit doe je niet naast een baan?
Jasper: Nee, ik doe wel klussen ernaast maar allemaal muziekgerelateerd. Job: ik heb op dit moment geen andere inkomsten. Ik leef al een aantal jaren, eigenlijk sinds 1996, van de band. We hopen dat dit zo door kan gaan. Het is wel eerlijk om te zeggen dat we binnen de subsidieregeling van het Fonds Podiumkunsten zitten. We hebben aanvullende subsidie op de inkomsten om professioneel te kunnen draaien. We kunnen er nu wel iets beter van leven dan zonder die subsidie. We hebben nu ook allemaal kinderen en gezinnen dus dan is het lastig.

WiM: In alles zie je ook dat jullie zeer intensief met de muziek en de vormgeving bezig zijn. Dit vraagt meer dan gemiddelde aandacht inderdaad en is niet iets dat je erbij doet. Als je jullie hoezen bekijkt, dan zijn die zeer zorgvuldig ontworpen en er is een aantal, waarbij je overeenkomsten ontwaart. Wat kunnen jullie over de hoezen zeggen? Wat is de gemene deler?
Jasper kende Martin Draax al en die vond hem altijd al te gek en wat ik van hem kende vond ik niets. Ik vond het wel tof maar ik vond het niet bij ons passen. Toen we Mokum maakten, hadden  we geen vormgever en toen dachten we laten we Martin vragen en zodoende heeft hij die hoes gemaakt met die duivel. Ik vond dat dat helemaal niet kon: een duivel op de hoes van de Amsterdam Klezmer Band. Onze band is feest en daar past geen duivel bij. Toen heb ik hem gebeld. Na 25 minuten was ik om. Hij is heel erg betrokken. Hij denkt mee over de shows, met de vormgeving van de hoezen maar ook de website, de bandfoto denkt hij over mee. We zijn op dit moment in contact met Oerol over een voorstelling in 2017 waar Martin een grote rol gaat hebben bij de inhoud van dat programma. Hij wordt dan eigenlijk een soort regisseur. Hij is niet alleen vormgever maar ook kunstenaar. Met hem werken is heel inspirerend. Hij is een vat vol ideeën en hij komt altijd met te gekke ontwerpen. Hij loopt met ons op.

WiM: Wat zou jullie droom zijn ten aanzien van dit album?
Mijn droom is dat we meer mensen bereiken met onze muziek. Dat is mijn absolute droom van dit album en gevoelsmatig is dat mogelijk. Ik denk dat er zo veel mooie stukken op staan en er wordt zo hard aan gewerkt om dit naar buiten te brengen. Onze labelmanager werkt heel hard om alle clubzalen te bereiken.

WiM: Wat is jullie ultieme muzikale droom?
Dat zou ik niet weten. Dat zijn zeven verschillende dromen. We laten het wel komen. Het fonds Podiumkunsten eist dat we aan lange termijn planning doen. Dus er is een aantal dromen op tafel, maar je weet pas of het een droom is als je het weet. Dromen zijn bedrog. Het kan zo maar een nachtmerrie worden, haha.

WiM: Mooi om jullie zo gedreven in het gesprek mee te maken, bijzonder om, ervan uitgaande dat het de correcte bewoording, de nesjomme (bezieling) in jullie nieuwe album te horen. Hartelijk dank voor het gesprek.