×

Interview

01 maart 2018

Het hier en nu van Marcel Vanthilt

Geschreven door:

Marcel Vanthilt behoeft als sleutelfiguur binnen de Belpop vanaf begin jaren tachtig (Arbeid Adelt!) en als befaamd tv-maker eigenlijk geen introductie meer. Onlangs bracht hij zijn eerste solo-album uit: Ca$Hca$H. Dus tijd voor een kop koffie en een stevige babbel.

marcel-vanthiltZestig jaar en nu pas mijn eerste soloplaat. Ik kijk er zelf ook van op eigenlijk. Tussen de laatste platen van Arbeid Adelt! zat wel heel veel tijd. Ik had wel wat losse nummers gemaakt maar dat is nooit een album geworden. Door de plaat van Arbeid Adelt! (Slik, 2015) gingen alle kleppen weer open bij mij, qua muziek en tekst. En ik besefte dat ik eigenlijk nooit alleen een plaat had gemaakt. Het is zeker een soort nieuw begin. Een beslissing van wat wil ik de rest van mijn leven doen. Ik wil veel muziek maken. Da’s een fijn proces… Wat doe je met je tijd? Je kunt op je luie kont zitten en voetbal kijken of er iets anders mee doen.

Ik trek inderdaad naar die bekende electrosound toe. Dat kwam nu ook omdat ik rap besliste: ‘maak die plaat’. In de toekomst zal dat wel veranderen. Muzikaal zal het veel breder gaan dan dat idioom van nu. Je kunt het al horen op nummers als Snak naar nu en Piano op de maan. Ik ben nu ook ‘bevrijd’ van het idioom van Arbeid Adelt! Die driehoek met Luc en Jan was heel goed maar wat ik nu live doe… dat is bijvoorbeeld met een zangeres die een loop station gebruikt. En als ik nu een trombonist of twee vrouwelijke cello-spelers wil, dan doen we dat gewoon. Of straks live op de festivals, als we Mario Goossens van Triggerfinger op electro drums willen, dan kan dat gewoon.

Ik ga ook gewoon weer vier, vijf teksten meenemen waar nog geen muziek op is en… doe iets. Boem! Ik heb een hele serie teksten gemaakt die ik heb gedestilleerd uit handleidingen die bij mij in de keukenla lagen… Voor de inductieplaat, de printer, mijn telefoon… Ik heb er eentje gemaakt over pijnstillers… Al die neveneffecten staan erin. Dat is de grootste horror (lacht)… ‘We zijn er niet verantwoordelijk voor als u dood neervalt en ook nog opstijgt en u loopt tegen een drone aan…’

In principe is poëzie beter geschreven dan een poptekst. Er zijn mensen die goede popteksten schrijven: Bob Dylan, Drs. P, alhoewel ik dat meer een dichter vind dan een muzikant. Dus als je zelf pretenties hebt om bondige teksten te schrijven die geen literatuur zijn… dus liedjesteksten of gedichten dan moet je ook poëzie lezen. Er is niemand die het leest… dus je kunt eigenlijk van alles pikken (lacht). Vroeger werd het nog gerecenseerd, toen was het nog nieuws in Vlaanderen als Hugo Claus een nieuwe bundel uitbracht.

Deze plaat was zeker geen haastwerk maar dit is wat snelst ging in de studio met Arne Van Petegem. Die heeft een kamer vol met in Tsjechië, Noord-Korea en Zuid-China aangekochte zelfbouwdoosjes! Dan krijg je vanzelf met die electro te maken. Ik blijf dat heel leuk vinden. Al die Moogs, Korg MS-20’s, Yamaha’s zijn tegenwoordig veel controleerbaarder en ze onthouden alles. Als je vroeger tegen een synth aanduwde was je hele geluid al weg. Ik heb nu nog meer respect voor Kraftwerk! Een ander idool van mij is Walter Carlos, die speelde alles zelf in de jaren zestig en zeventig. En niet polyfoon. Veel respect voor.

Arne is meer technisch begaafd dan ik. De helft van de plaat hebben we samen aan de synthesizer gemaakt… bam bam! Uitproberen, experimenteren, knippen en plakken. De andere helft heb ik zelf aangeleverd, nummers en stukken en brokken die ik had liggen.

De song Farao’s zoon… dat heeft iemand mij letterlijk gezegd, op een avond in een café in Oostende: ‘Jij bent de zoon van de farao!’ Die was een beetje gek… ‘Gij zijt er altijd, gij blijft maar doorgaan! Zo iemand die eeuwig rondzweeft’. Ik dacht: ‘…die heeft eigenlijk wel een punt…’

Antwerp Tower… ik wil het liefst helemaal geen liefdesliedjes schrijven dus ik dacht ik doe een hommage aan wat men het lelijkste gebouw van Antwerpen noemt. Maar ik vind het helemaal niet lelijk. Het is gewoon een seventies building en ondertussen zijn de seventies ook alweer vintage en vind ik het eigenlijk best een mooi gebouw.

Baslijnbrein… Ik moet eerlijk zeggen dat ik pas vorige week besefte dat dit van Shriekback komt… toen iemand na ons optreden zei ‘dit doet me denken aan…’ Ik dacht: ‘Fuck man… My spine is the bassline’. Onbewust… Dat zijn van die dingen, dat zit ergens in je brein.

Oklahoma dat zit wel tegen datgene aan wat een aantal vuilgebekte hiphoppers in de States nu doen, met zo’n zware beat en een litanie (‘Twitterslet!’). Dat kwam er opeens uit. Ik heb niets tegen meisjes van 16 met een grote handtas en een grote smartphone. Maar anderzijds denk ik: ‘het is toch allemaal maar verpakking…’. Uw handtas is eigenlijk groter dan uw verstand en je bent half zo slim als de machine in je linkerhand. Je loopt tegen de eerste beste lantaarnpaal. Maar iemand houdt van je! (in Oklahoma).

Snak naar nu… Sinds ik 50 ben begon het me op te vallen dat mensen me belden, meerdere keren per week… En altijd over het verleden. Een special over de jaren tachtig of zo. Op den duur praat je over niets anders meer dan vroeger. Dan ben je uitverkoop van het verleden aan het houden. Ik probeer te denken aan wat we nu en hierna gaan doen.

Die plaat Slik deed het beter dan ik had verwacht. Je denkt ‘al die mensen die er toen bij waren zijn nu allemaal gesettelde burgers, veertigers en vijftigers. Gaan die nog buiten komen en zijn ze nog geïnteresseerd?’ Dat is het leuke aan al die stadsfestivals in Vlaanderen. Dan speel je op een markt in de stad. Die mensen komen voor de top of the bill… maar er moeten eerst ook nog wat andere bands spelen. Dan zie je dat die eerste 100 mensen voor het podium je kennen en die andere paar duizend wachten ook nog wel twee, drie nummers af. En daar zijn er ook bij die dan denken: ‘dat is best leuk eigenlijk’. Dat is wel tof. Mensen kopen minder platen. Maar het live-circuit is fijn.