×

Concert

06 augustus 2017

Spirituele jazznonkel Charles Lloyd in Jazz Middelheim

Geschreven door:

Het Antwerpse Park Den Brandt lag er wederom uiterst verzorgd bij voor een nieuwe editie van Jazz Middelheim, de zesendertigste intussen. Op de affiche een mix van een aantal grote namen waaronder Joshua Redman en Charles Lloyd, maar vooral véél jong en aanstormend talent. En hoewel de wolken eerst nog regen aankondigden, bleef die (gelukkig) uit.

Jazz Talk: Charles Lloyd

Het festival werd op het iets kleinere zijpodium geopend door jazzeducator Ashley Kahn die voor zijn Jazz Talk deze keer Charles Lloyd had meegenomen, de jazznonkel die later op de avond als headliner zou fungeren. Op hun ‘setlist’ onder meer herinneringen aan Billy Higgins, die Lloyd aanspoorde om de muziek levend te houden. Maar het ging vanzelfsprekend ook over de nieuwe liverelease Passin’ Thru. Tussendoor kon er ook een eerbiedwaardig knikje richting Toots Thielemans af.

Lloyd gaf in deze bijzondere praatsessie ook aan dat hij het als moeilijk ervaarde om de ontstaansgeschiedenis van Forest Flower uitgebreid uit de doeken te doen. Wél kwamen er eresaluten aan de recent ontvallen pianiste Geri Allen met wie Lloyd samenwerkte.

Ook luisterstukken als Jumpin’ The Creek, Lark (uit: Wild Man Dance) en Fish Out Of The Water kwamen er aan te pas. Zij reconstrueerden het verhaal van Lloyd aan de hand van pianospelers.

De sessie liep wat uit, maar je kon ervaren hoe de door (menselijke) natuur gefascineerde Lloyd zichtbaar gelukkig was om op deze aardbol te zijn. Als vanouds een inzichtrijke en leerrijke chat, want wie Lloyd niet zo goed kende kon naast een handvol luistertips en materiaal ook uit eerste hand ervaren hoezeer de rebelse headliner zich niet graag door regels (het woord ‘product’ bijvoorbeeld was lelijk) liet bepalen. Dat werd onder meer geïllustreerd door de overgang in vestimentaire code: van de cats in cool jazz suits van weleer naar meer vrijere, lossere kleding.

En dan: het eigenlijke werk, met artist in residence Mark Guiliana en zijn jazzkwartet. Die vormde met een aanzienlijk CV als sidekick misschien wel het ideale uithangbord voor het jazzfestival want deze editie staat vooral in het teken van unieke projecten en samenwerkingen.

De Amerikaanse drummer Guiliana volgde trompettist Avishai Cohen op als artist in residence. De fakkel werd doorgegeven en dat zag je ook op de planken van de main stage.

Mark Guiliana Jazz Quartet

Samen met saxofonist Jason Rigby, pianist Shai Maestro, bassist Chris Morrissey bracht Guiliana meteen sfeer in het park. Hij steunde in zijn uiterst organisch voortvloeiende set met passages als One Month deels op zijn album Family First (2015), waarmee hij de sociale relaties (met familie, met zijn ‘familie’ muzikanten) voorop zet, al schotelde hij de goed gevulde main stage vooral ‘new music’ voor (onder meer September, afkomstig uit een later te verschijnen album).

Zo kregen we een eerder klassieke, traditionele jazzsound, waarin onder meer het opmerkelijk actieve drumspel van Guiliana opviel die de erfenis van Elvin Jones verbond met de beats van J Dilla.

Bandleider Guiliana had een oerdegelijke band rond zich verzameld, dat hoorde je ook tijdens de niet minder dan indrukwekkende solospots, niet in het minst op drum waar Guiliana bewees zijn plek als artist in residence dik verdiend te hebben. Ondanks de aanwezigheid van imposante technische skills waren er ook momenten van gelukzalige improvisatie. De groepsleden glunderden doordat ze in alle vrijheid voluit konden gaan. Dat zagen we maar al te graag : lachende gezichten en muzikanten die volop genoten van het samenspel. Heerlijk hoe die gelukzalige vibe ook oversloeg naar het publiek.

Mooi ook om te ervaren hoe de groep een fraai uitgesponnen en verstillend mooi Where Are We Now een eerbetoon bracht aan David Bowie, waarna een aan Giuliana’s zoon opgedragen 2014 volgde. Die klonk eerder traag en filmisch, alsof de tijd heel even mocht stilstaan. Maar evenzeer ook poëtisch mooi. De reactie van het publiek loog er dan ook niet om.

Vervolgens trokken we naar de Club Stage waar Jozef Dumoulin (Mââk’s Spirit, Octurn, Othin Spake, ..) het curatorschap van het zijpodium aanvatte. Dumoulin is niet direct de meest bekende naam op de affiche, maar is toch wel iemand die mee het Belgische jazzlandschap vormgeeft, denk maar aan het Lidlboj project, zijn bijdragen aan Lilly Joel, B.O.A.T. (Bureau Of Atomic Tourism) of de manier waarop hij maar al te graag samen met kompanen als Teun Verbruggen, Lynn Cassiers zich heerlijk wentelt in avontuurlijke ontdekkingen en jazzexploraties.

Plug And Pray

Voor de eerste van zijn vier sets presenteerde hij Plug & Pray. Met die veelzeggende projectnaam is duidelijk dat Dumoulin samen met Benoit Delbecq, zich tussen een hele hoop laptops, kabels en allerhande effectenbakjes bevinden en als ware geluidsavonturiers hun zoektocht naar nieuwe geluiden en ideeën aanvatten. Twee in Parijs gevestigde keyboardspelers die elkaar zeer waarderen en samen de uitdaging aangingen om nieuwe geluidswerelden te ontdekken. Dat leverde een bijwijlen hallucinatorische geluidstrip op die wellicht voor het gros van het publiek te veel gevraagd was, maar desalniettemin uiterst boeiend was voor jongere en meer avontuurlijk ingestelde jazzliefhebbers.

Dit was uiterst progressieve muziek die eigenlijk geen enkel compromis verdroeg. Niet zelden bleek de ambient van Brian Eno een referentiepunt, niet alleen klankmatig maar ook in de manier waarop die ontzettend veel invloeden opslorpte. Verder hoorden we soms ook bliepjes Aphex Twin, Hancock fusionjazz en wat avant-gardisme.

Kort samengevat: toegankelijk? neen, niet echt. Fascinerend? Absoluut, althans voor zij die graag verdwalen in een universum waarin al eens wat distorted klanken opduiken. Kortom: Dumoulin en Delbecq brachten een donkere, soms claustrofobische en ronduit contactgestoorde set jazztronica waar jazzpuristen het ongetwijfeld lastig van kregen, waarvoor hulde.

Antoine Pierre; Urbex

Op de Main Stage kregen we de nog jonge drummer Antoine Pierre (TaxiWars, Philip Cathérine) over de vloer die samen met zijn collectief het Urbex project voorstelde. Dat betekende met onder meer Jean-Paul Estiévenart (trompet), Toine Thys en Steven Dellanoye – beiden op tenor- en sopraansax en basklarinet, Bert Cools (gitaar), Bram De Looze (piano), Felix Zurstrassen (bas) en Frédéric Malempré (percussie) ineens véél volk op dat podium.

Urbex staat voor Urban Explorations, kortom: véldwerk dus – tussen chaos en structuur. Beïnvloed door de drukte van grootsteden als Brussel en New York, maar ook oog hebbend voor wat minder bekende terreinen zoals verlaten gebouwen met resten van industrie en technologische vooruitgang.

Luikenaar Pierre is als bandleider diegene die de lijnen uitzet, maar zijn band speelde goed mee in dit verhaal. Er zat bijzonder veel variatie in de composities die het achtkoppig collectief bracht: het ene moment ontwaarde je een warmere, zwoele, zuiderse sound, het andere een filmische grandeur. Filmisch van perspectief en zodoende veel aan de verbeelding overlatend.

Het knappe was dat ondanks de uitgebreide bezetting – eerder een collectie Belgian jazz all stars – alles er erg vlot uit kwam. Vooral Pierre op drums kwam goed uit de verf, al kon je de verwantschap met diens drumspel bij TaxiWars niet loochenen. Driftige ritmes dus, maar ook pianist Bram De Looze schitterde evenals de vingervlugge gitaarlickjes die Bert Cools uit zijn gitaar toverde, al werd diezelfde gitaar iets later tijdens een folkier moment ook met een strijkstok behandeld. En on top die fantastische blazerssectie.

Bram De Looze; Urbex

Pierre ervaarde een beetje stress, zo liet hij tussendoor verstaan. Al kon je dat uit de muziek van zijn Urbex project niet echt opmaken. Met passages als Coffin For A Sequioa en Metropolitan Adventure werd uiteraard uit het debuutalbum geciteerd, al kwam er met het fraaie Spin ook wat nieuw werk aan te pas.

Fijn ook dat er ruimte werd gemaakt voor een stukje als kwintet, waarna de blazerssectie er al gauw terug bij gehaald werd. Antoine Pierre Urbex maakte een uiterst geslaagde beurt en liet een erg alerte en kwieke indruk na.

Een dankbare Pierre gaf nog mee dat er eind dit jaar opnames plaatsvinden van nieuw werk en dat er voor een release gemikt werd op mei 2018. Toepasselijk moment ook om het nieuwe Tomorrow in te zetten. Zij gaan ongetwijfeld een heuglijke toekomst tegemoet. Dat kon je ook merken aan de manier waarop de groep clever een bis uitlokte, die uitmondde in – hoe kan het ook anders – een heel fijne drum battle. Het leverde als geheel een erg sfeervol topconcert op. Urbex on the move !

True Company #1

Voor de tweede set van Jozef Dumoulin op de Club Stage recruteerde hij slagwerker Eric Thielemans (die vorig jaar nog als gastcurator van het zijpodium aantrad) en de Palestijnse Kamila Jubran op oud en vocals. ‘True Company #1’ (de eerste van een concertcyclus) werd het project gedoopt, het eerste van een reeks concerten waarbij telkens nieuwe invalshoeken opgezocht worden. Zo viel te horen dat er inmiddels een opvolger in de maak is, met gastinbreng uit Zimbabwe.

We kregen een wat bijzondere set te horen, vooral door de bijzondere inbreng van Jubran die met haar oud en vocal een oosterse feel de clubtent in joeg. Samen met de zachte, fluwelen pianotoetsen van Dumoulin en de zoekende, aftastende en soms speelse percussie van Thielemans (helemaal thuis in de improvisatie en experiment) leverde dat een erg fascinerend klankspel op.

Het trio zocht, ondanks een erg uiteenlopende achtergrond, naar een zeker evenwicht. Af en toe leek de ontsporing en de gehele chaos nabij, maar als ware evenwichtskunstenaars hielden ze elkaar mooi in balans. De moeite. Dit onuitgegeven trio was erg aangenaam om te ontdekken, zeker omdat de traag aanzwellende grooves niet geschuwd werden. Wars van conventies was dit een behoorlijk indrukwekkend staaltje improv van de bovenste plank.

Joshua Redman - Still Dreaming

Op het bijzonder goed gevulde hoofdpodium kregen we vervolgens de Amerikaanse saxofonist Joshua Redman te zien die hier op Jazz Middelheim met een handvol supersterren zoals trompettist Ron Miles, drummer Brian Blade en bassist Scott Colley aantrad.

Voor zijn set blikten Redman & co terug op het iconische Old And New Dreams kwartet van de jaren zeventig (en tachtig). De teletijdmachine in en terug naar de tijd waarin zijn vader, tenorsaxofonist Dewey Redman samen met de legendarische avant-garde en freejazzartiest Don Cherry op kornet, de immer sobere en solide Charlie Haden op bas en percussionist Ed Blackwell het Old And New Dreams kwartet vormde.

De heropname van dat oude(re), bijna in de plooien van de tijd half vergane repertoire was een heel aparte, maar fijne keuze. Je kon het eigenlijk al vaststellen aan de manier waarop het kwartet zich losjes opwarmde voor de eigenlijke set. Dit was een kwartet van internationale klasse die in zekere zin een tribute aan een tribute bracht. Still Dreaming bleek zijn naam dan ook waar te maken.

Opvallend was vooral hoe hécht dit kwartet speelde. De groep blaakte van lust en toonde een opmerkelijke gretigheid om deels die muzikale erfenis nieuw leven in te blazen, maar illustreerde ook haar eigenheid via eigen muziek (The Rest, New Year of het door Scott gepende Haze And Aspirations).

Brian Blade - Joshua Redman - Still Dreaming

Vooral Brian Blade liet zich gelden, wat een topdrummer! Diens drumspel herinnerde ons aan de manier waarop hij ook het Black Dub project (met Daniel Lanois en Trixie Whitley) mee stutte en ondersteunde. Daarnaast : Ron Miles op (soms gedempte) cornet en bassist Scott Colley, kleppers die natuurlijk het klappen van de zweep kennen.

Als groep lokten Redman en maats regelmatig reactie uit het publiek op. De tent leefde helemaal op van de bruisende dynamiek en swing. Er heerste een bijzonder uitgelaten sfeer die versterkt werd door ‘erfenis’ passages als Walls-Bridges, die ter variatie aangevuld werden met eigen composities.

Via werk als It’s Not The Same en Unanimity werkte het kwartet zich langzamerhand naar een hoogtepunt toe, wat onder meer te merken was aan de freejazzerige accenten die de groep steeds frequenter legde. De zaal veerde meer dan terecht op na een bijzonder goed en gedreven concert. Wat een interactie tussen de muzikanten, wat een spelplezier, wat een artistieke drive. Masters at work, still dreaming.. .

Terug naar de side stage waar alweer Jozef Dumoulin samen met een aantal bevriende Franse muzikanten aan het werk ging. “Wat zou er gebeuren als twee pianisten, twee saxofonisten en een fagottist aan de slag gaan met drie gitaren, een bas en een drumstel?”, leek de centrale vraag. Het antwoord : “let’s just find out”. Laat ons zien wat dat kan opleveren, zo leek de instelling van Dumoulin tijdens zijn Trojan Panda project, laat ons gewoon zien waar dat ons kan brengen.

Opmerkelijk minder drukte aan het zijpodium. Nochtans kon je hier vaststellen dat Dumoulin, specialist op Fender Rhodes, ook met een gitaar aan de slag kon. Zijn Trojan Panda outfit legde een heel ander facet bloot van de uiterst veelzijdige muzikant.

Je zou kunnen stellen dat het wat rommelig was, wat ruw aan de randjes en ‘onaf’. Te omschrijven misschien als wat kadukke muziek, waar bijvoorbeeld een klankfetisjist als Rudy Trouvé dol op zou kunnen zijn. Vooral dan tijdens die passages waarbij er meer venijnig gespeeld werd. Zo hoorden we onder meer echo’s van de vuile gitaardissonanties die een band als Sonic Youth kenmerkte. Fuzzy en troebel, in de letterlijke zin van het woord. Hoedanook, de dwarse aanpak en rockattitude van Dumoulin & co wérkte.

Charles Lloyd & The MarvelsEn dan was het tijd voor headliner Charles Lloyd & The Marvels. Spirituele jazznonkel Lloyd is een overlever in de ware zin van het woord, heeft letterlijk de dood in eigen ogen gezien. Maar hij is er nog steeds en stond hier en nu op het podium van Jazz Middelheim.

Nog steeds schoot hij “arrows into infinity” af. Gebruik makend van het rijke verleden, de geschiedenis van de jazz, maar daarmee vooral uitkijkend naar nieuwe muzikale horizonten. Iemand omschreef Lloyd ooit als een magiër en daar schuilt enige waarheid in. Hij tovert ook nu nog met klanken, met ideeen en is niet te beroerd om de hand uit te strekken naar andere werelden, zoals die van de popmuziek. Zo is hij op albums van onder meer The Doors, Canned Heat en The Beach Boys te horen.

Hij wilde niet zozeer teren op zijn roemruchte voorgeschiedenis (de Monterey opname bijvoorbeeld of zijn flower power classics als Forest Flower), maar vooral recent werk laten horen. Een goede keuze, gezien Lloyd de laatste jaren erg straf werk afleverde, denk maar aan Wild Man Dance en I Long To See You. Die bewijzen dat de negenenzeventigjarige saxofonist steeds very alive and kicking is.

Zo was hij vooral in Antwerpen om er zijn nieuwe album Passin’ Thru te presenteren, een liveregistratie. Want daar vindt de magie plaats, op een podium. Samen met zijn meesterlijke begeleidingsgroep The Marvels bestaande uit gitarist Bill Frisell, Greg Leisz op steel gitaar, Reuben Rogers op bas en Eric Harland op drums bracht Lloyd een (h)éérlijk optreden. Geen opsmuk of drukke ego’s in de weer, gewoon met hart en bezieling spelen.

Lloyd bracht muziek met een missie, zo kondigde gastvrouw Lies Steppe aan. De woorden waren nog niet koud of spirituele jazznonkel Lloyd en zijn Marvels namen met de Dylanklassieker Masters Of War een wervelende start. Zeker ook omdat Bill Frisell er wat elektrische gitaar door joeg, waardoor de herwerking de drive en de onstuimigheid van de sixties goed in de verf zette.

Greg Leisz

Opmerkelijk ook hoe Lloyd (op sax en dwarsfluit) zich al te gewillig liet ondersteunen door zijn backing band, met een prominente rol voor de pedal steel sounds van Greg Leisz. Zo zou je kunnen zeggen dat hij helemaal opging in het feestje dat zijn medemuzikanten hem aanleverden.

Het publiek moedigde meermaals aan. En dat leverde soms magie op, maar even goed waren er passages die veel te sterk op de wel erg prominente, zachtjes kabbelende steel gitaar van Leisz steunden, waardoor het soms meer pastorale country dan jazz werd. Het was dan ook de vaardige en kundige ritmesectie die de meubelen wat moest komen redden. Een memorabele funky bas solo van Reuben Rogers stond zo bijvoorbeeld in schril contrast met de pedalsteel van Leisz die soms iets te vaak overheerste.

Lloyd en gezelschap hadden klassiekers genoeg in huis, zoals Of Course, Of Course. Hij zocht daarnaast ook Island Blues op(uit het 1968 album Nirvana) . En ook meer recente stukken als Passin’ Thru’ en het bluesy Tagora On The Delta (beiden uit het nieuwe album met het New Quartet) haalden de setlist.

Het was vooral de muziek die sprak, Lloyd zelf zei helaas niet zo gek veel. Misschien hoefde dat ook niet, gezien meer dan duidelijk was dat hij o zo blij en verheugd was om hier in Jazz Middelheim samen met bevriende muzikanten te bewijzen dat hij er nog steeds toe doet. Leuk ook dat artist in residence Mark Giuliana, zichtbaar genietend, in de coulissen te spotten was.

Lloyd kan nog steeds een heel aardig stukje blazen. Naar het einde van de set nam hij er heel even enkele shakers bij om al dansend de sfeer erin te blijven houden. En dan was er nog een heerlijke finale met onder meer een plechtstatig en dromerig mooi Oh Shenandoah.

Jozef Dumoulin & The Red Hill Orchestra

We keerden nog heel even naar de Club Stage waar gastcurator Jozef Dumoulin met The Red Hill Orchestra zijn vierde en laatste project voorstelde. Hij had er een erg drukke dag op zitten en bracht samen met tenorsaxofonist Ellery Elleskin en drummer Dan Weiss nog een heerlijk toetje op deze fijne festivaldag. De deuren werden wijd open gegooid voor een bijzonder klankuniversum waarin het erg aangenaam verdwalen was.

Op naar dag 2 met onder meer Chantal Acda en een aantal vaandeldragers van de electronicagetinte jazz zoals Portico Quartet en Cinematic Orchestra.

Foto’s: Bruno Bollaert

Meer Jazz Middelheim 2017: