×

Concert

30 mei 2023

Southern Rock en Soul kleuren zondag Blues Peer

Geschreven door: Cis van Looy

Zondag trekken Doghouse Sam & His Magnatones de bluestrain op gang. Het trio bleef zo’n vier jaar in de luwte maar zijn nu helemaal terug sinds Wouter Celis zijn gitaar terug oppakte en imponeren als vanouds met een rudimentaire set vintage blues.

In navolging van de passages van Ghalia Volt een dag eerder toont Cam Cole aan dat je niet noodzakelijk een drummer en bassist nodig hebt om een potige set neer te zetten, hij ondersteund zijn bijtende snarenescapades met door pedalen aangedreven ritmische percussie. Cole ziet eruit als een ruige biker, een bandana houdt het wilde kapsel van de voormalige Londense busker enigszins in toom. Dat geldt geenszins voor een compromisloze set blues, waarin onveranderlijk, niet geheel onterecht, protest doorklinkt zoals in de wat drammerige boogie van New Age Blues.

“It Ain’t Easy“, zong Brian Templeton destijds, we leerden de zanger harmonicaman uit Boston in de vroege jaren negentig kennen als frontman van The Radio Kings nog met gitarist Michael Daniello. Brian probeerde het vervolgens met een reeks gitaristen zoals Enrico Crivellaro en Kid Ramos bij de superformatie The Proven Ones en was actief met Delta Generators. In Peer wordt hij ondersteund door de Italiaanse gitaarmeester Umberto Porcaro en een al even voortreffelijke orgelman en goed volk uit de Limburgse regio met Bird Stevens en Nico Vanhove, beiden met een verleden bij onder meer Rusty Roots, zit je gebeiteld. De gespierde, ritmische Blues herinnert bij momenten sterk aan The Fabulous Thunderbirds. Bovendien zitten er eveneens slopende harmonica-escapades verwerkt in de stomende set. Jimmy Reeds Shame, Shame, Shame wordt met driftige handclaps begeleid, we horen een duivelse uitvoering van Smokestack Lightnin’ en bij het helse tempo van de knaller It Ain’t Easy ontploft de tent zowat.

Erick Steckel bedient de bluesrockers op hun wenken met een door power gedomineerde gitaarset. De relatief jonge muzikant is afkomstig uit Pennsylvania en beroerde al tijdens zijn jonge tienerjaren de zes snaren bij John Mayalls Bluesbreakers. Ondertussen heeft hij een dozijn langspelers op eigen naam uit, op het recente Polyphonic Prayer tekende hij voor de volledige instrumentatie. Ongetwijfeld een vakman maar de virtuoze snarenvreterij is eerder vrijblijvende kost voor techneuten.

Sinds herhaaldelijke passages op (Ge)Varenwinkel en Moulin Blues is Robert Jon een graag geziene gast. Met The Wreck bouwt de onafscheidelijk met zwarte hoed getooide bebaarde zanger gitarist verder en wint bij iedere passage overvloedige ijl, dubbelloops gitaar werk vermengd met orgel. Oh Miss Caroline zingen ze in de fraaie meerstemmige, uit Last Light On The Highway gelichte, track, die opduikt tussen meer rockende momenten. Het combo is weliswaar uit Californië afkomstig, maar borduurt in uitputtende jams verder op een soort verloren gewaande southern rock dat weerom bijzonder enthousiast onthaald wordt.

In die hoek huist ook Devon Allman, de getalenteerde zoon van de ondertussen betreurde Gregg Allman en oom Duane. Zijn eerste passage in Peer beleefde hij met samen met Cyrille Neville The Royal Southern Brotherhood en we herinneren ook nog de concerten met het Allman Betts combo met de zoon van Dickey Betts, die destijds met Duane de creatieve gitaartandem van The Allman Brothers vorm gaf. Betts is er niet bij, maar Devon gaat de gebruikelijke gitaarduels aan met Jackson Stokes in de opener het uit de Brotherhood periode datende Fired Up, komt de uitgebreide ritmesectie op de voorgrond en geeft de congaman een saxsolo. In het uit Ragged Glory afkomstige Can’t Loose Them All sleurt Devon een venijnige solo uit zijn Rode Gibson en na een lang uitgesponnen instrumental is het hek van de dam. Bij het van The Spinners bekende I’ll Be Around bij de soepele groove is het moeilijk om benen en bekken stil te houden en ontstaat een spontane partysfeer. Uiteraard mag het werk van vader Gregg niet ontbreken. De interpretatie Dreams tonen de bloedlijn duidelijk aan, Devon heeft eveneens een krachtige stem en een identiek accent, maar het klinkt soms wat geforceerd. Het heeft ongetwijfeld met nostalgie te maken naar die nimmer geëvenaarde sound van The Allman Brothers, we zijn best tevreden met dit alternatief en huppelen onverstoorbaar verder op het ritme van One Way Out waarin een luikje van ruige gitaarriffs uit het repertoire van Led Zeppelin, Black Sabbath en AC/DC is ingebouwd.

Luka Bloom werd letterlijk in de bloemetjes gezet, de Ierse singersongwriter vierde recent zijn achtenzestigste verjaardag. Zijn artiesten voornaam is geïnspireerd door het gelijknamige nummer van Susan Vega terwijl de achternaam Bloom naar het hoofpersonage uit Ulysses van James Joyce refereert. Poëzie en muziek het blijven de hoofd ingrediënten waarmee de man zijn set van de folktroubadour stoffeert. In de jaren zeventig was hij zoals oudere broer Christie nog onder zijn echte naam Barry Moore actief. De echte doorbraak volgde in 1990 met Riverside gevuld met prachtige nummers als Riverside, Rescue Mission en het licht ironische You Coulden’t Have Come A Better Time. Begeleid met akoestische gitaar passeerden die aangevuld met het latere werk in een genietbare set.

Nu de oude soulreuzen van weleer zowat verdwenen zijn van de aardbol is er plaats voor de jongere generatie. Ben L’0ncle Soul maakt daar al een tijdje deel van uit. Hij is niet afkomstig uit Memphis noch een andere staat uit The Deep South, het Franse Tours is zijn thuishaven. Seven Nation Army zat vroeg in de set, het van de White Stripes afkomstige nummer blijft onweerstaanbaar evenals op luchtige, zwoele jazzy loopjes gebouwde A Rose. Sterk begin met een uitstekende band, naarmate de set vorderde wordt het helaas wat minder.

Even voordien bouwde Sugaray Ray Rayford wel een wild feestje in De Mississippi Clubtent. Hij zong als kind in de kerk, het klassieke verhaal voor vele kleurlingen in de VS. Dopte vrij jong zijn eigen boontjes in moeilijke omstandigheden, met zijn machtige stem vond hij een uitweg en verkaste naar San Diego om daar bij The Urban Gypsys, een R&B en funkband te verzeilen. Op zijn solowerk evoluerende hij naar een combinatie van old school soul met funky grooves en rauwe blues doorspekt met sociaal engagement. Die combinatie mist zijn uitwerking niet op een podium. De rondtollende overvloedig transpirerende kolos nam moeiteloos de volle tent op sleeptouw. De sterke begeleidingsband met aan het orgel Drake ‘Mukihaid’ Shining, een veteraan die nog bij Deep Purple en Al Green actief was en Danny Avilla, die rauwe exploten uit zijn gitaar perste. Die combinatie met strakke ritmesectie aangevuld met blazerswerk vormde een perfecte combinatie voor de ontketende soulman.

The Waterboys beleefden hun glorietijd in de jaren tachtig in ’93 was het sprookje over voor de formatie uit Edinburgh die met de door frontman Mike Scott aangeleverde songs pop en rock vermengen met Keltische elementen. Scott verkende even het solopad, maar gaat sinds 2000 verder met The Waterboys, de lijst van voormalige bandleden is indrukwekkend. Als violist Steve Wickham, een essentiële schakel in het verhaal, het voor bekeken houdt, omringt Scott zich met de flamboyante toetsenspeler Brother John en zet een stevige, meer rockgetinte, show neer met een vlammende versie van Springsteens Because The Night als eerbetoon aan Patti Smith, This Is The Sea, The Whole Of The Moon, Fisherman overleven moeiteloos in dat nieuwe muzikale jasje.

Een meer dan behoorlijk geslaagde editie, de gevarieerde affiche lokte in combinatie met het ideale lenteweer zo’n vijftienduizend festivalgangers naar de weide…

Foto’s: Freddy Vandervelpen