Loek Dekker
The Who, de ultieme rockband
The Who is natuurlijk een van de allergrootste Engelse bands van de jaren zestig en zeventig en behoeft dan ook geen verdere introductie. Een band ook die tot ver in de jaren tien van deze eeuw nog behoorlijk actief bleef, vooral op de internationale podia. De Verenigde Staten gingen al vanaf eind jaren zestig definitief voor de bijl, zodat The Who (de band stond ook op Woodstock) veel meer was dan een Europees fenomeen. De faam van Pete Townshend als (slag)gitarist en componist is nog steeds bijzonder groot, Roger Daltrey is altijd een onontkoombare, krachtige vocalist geweest, Keith Moon was een zeldzaam levendige drummer en met John Entwistle had de band niet alleen een enorm verrijkende bassist in huis, hij nam ook geregeld een blaaspartij voor zijn rekening. Voeg bij dit muzikale vermogen een bijna eindeloze stroom aan incidenten en excessen in en om de groep en je zou wellicht inderdaad kunnen spreken van ‘de ultieme rockband’.
Historicus Loek Dekker, die eerder boeken publiceerde over Crosby, Stills, Nash & Young en ons eigen Livin’ Blues, zit in deze biografie (uitgeverij Koninklijke Van Gorcum) The Who dicht op de huid, maar houdt het toch nuchterder dan de titel van het boek doet vermoeden. Dat zorgt voor een gebalanceerde, heldere geschiedschrijving. Het boek opent met een voorwoord van Jan Rot, die in 2007 de fameuze rockopera van The Who, Tommy, vertaalde, en schakelt hierna over op een gedetailleerd ooggetuigenverslag dat begint met de jeugdjaren van de bandleden. Dekker laat de lezer meekijken naar die eerste voorlopers van The Who, zoals The Detours en The High Numbers, de vormende ervaringen van de bandleden op scholen, met hun eerste banen en binnen de eigen families. Dit geeft tevens een aardig beeld van het leven van de naoorlogse jeugd in Engeland. Dat betekent ook dat de enorme vechtpartij tussen mods en rockers op Brighton Beach van augustus 1964 wordt aangehaald, een gebeurtenis die een van de inspiratiebronnen vormde voor het Who album Quadrophenia (1973) en de gelijknamige film uit 1979.
Doordat Dekker relatief veel ruimte geeft aan de levenswandel van ieder bandlid binnen The Who heeft het boek sterke persoonlijke dimensies. Dit geeft inzicht in de privé-levens van de vier krachtige (podium)persoonlijkheden: Pete Townshend, die naar art school ging, twintig jaar lang de druk voelde om songs en hits te leveren en die met al zijn muzikale en literaire aspiraties toch vaak ‘veroordeeld’ bleef tot het songbook van The Who en Roger Daltrey, working class, qua levensstijl gematigder dan zijn mede-bandleden maar iemand die wel altijd leefde voor het podium. Net als John Entwistle en Keith Moon overigens, beiden essentieel voor het geluid van The Who, maar ook rusteloze, onverbeterlijke feestbeesten. Als je de uitspattingen van de band en vooral Keith Moon weer allemaal terugleest – de meesten zijn alom bekend maar daarom niet minder lezenswaardig – dringen een aantal gedachten zich op. Ten eerste: het is bewonderenswaardig hoe The Who tussen 1965 en 1978 nog zoveel voor elkaar kreeg zonder dat iemand definitief doordraaide, in ellenlange rechtszaken belandde of een jaar of wat gedwongen rust moest nemen. Hiernaast kun je ook stellen dat een dergelijk vrijbuitergedrag, gecombineerd met een explosieve, regelmatig destructieve podiumact, toch echt iets van een ander tijdperk is. Zelfs de manager van de band, de flamboyante Kit Lambert, ontwikkelde een drugsverslaving.
Zoals gezegd, The Who, de ultieme rockband, zit de band dicht op de huid. Als lezer reis je mee van album naar album, van tournee naar tournee en lees je along the way over solo-projecten (vooral Roger Daltrey kon al in de jaren zeventig wijzen op successen), verhuizingen, relaties en (natuurlijk) problemen met drank en drugs. Een bredere context, via het opvoeren van een stuk maatschappelijke/culturele geschiedenis, muzikale generatiegenoten, trends of navolgers, blijft beperkt. Doordat de meeste lezers van het boek al aardig zullen zijn ingewijd in de (muziek)geschiedenis vanaf pakweg 1960 is dit geen onoverkomelijk bezwaar. Dekker geeft daarentegen wel extra informatie over de optredens in Nederland (in de beginjaren georganiseerd door pionier Paul Acket) en voegt daarbij foto’s toe die tot dusver vooral in privé-collecties zullen hebben vertoefd.
Met de dood van Keith Moon in 1978 leverde de band vanzelfsprekend in, niet alleen muzikaal – Moon was een enorm krachtige drummer, al was er natuurlijk ook niets mis met zijn opvolger Kenney Jones – maar ook qua smoelwerk. Toch realiseer je je door het lezen van het boek weer eens te meer dat de band ook na Moons dood nog enorm actief is geweest. Dit bracht nieuwe hoogte- en dieptepunten: hoewel de albums over het algemeen minder goed werden ontvangen blijven singles als You Better You Bet (1981) en vooral het geweldige Eminence Front (1982) natuurlijk stevig overeind binnen het oeuvre van de band. Aan de andere kant: vooral Pete Townshend kampte met verslavingen begin jaren tachtig en het is schokkend om (weer) te lezen over de elf fans die in 1979 in Cincinnati door verdrukking het leven lieten, voorafgaand aan het concert van The Who. De band hoorde hier pas na afloop van het concert van. Iets wat nauwelijks voor te stellen is, vandaag de dag. De zomer van 2002 bracht ook een drama: John Entwistle overleed op 57-jarige leeftijd in het Hard Rock Hotel and Casino in Las Vegas, vlak voor een nieuwe Amerikaanse tournee van The Who.
Dekker doet ook van de jaren negentig tot 2020 nog gedegen verslag van het reilen en zeilen van The Who. Doordat de albumproductie van de band op een lager pitje was beland, er diverse gastmuzikanten en nieuwe bandleden instroomden en van een afstand, anno 2021, een aantal tours nogal inwisselbaar beginnen te lijken, verliest het boek aan urgentie. Maar dat was natuurlijk ook van toepassing op The Who zelf in die jaren, dus wat dat betreft is dit niet zo vreemd. De albums Endless Wire (2006) en WHO (2019) waren geen toppers. Men kon ze echter zeker niet overbodig noemen. En ze zorgden er in ieder geval voor dat The Who niet louter en alleen op oude roem doordraaide.
Middels een epiloog plaatst Dekker The Who dan nog even in een welkom breder kader en belicht hij de importantie en invloed van de band. Het is een helder slot van een gedegen en informatieve biografie. Binnen het Nederlands taalgebied is The Who, de ultieme rockband dan ook een waardevolle aanvulling op het beperkte aantal eerder verschenen publicaties. En die boektitel, die blijft na het lezen over zestig jaar rocken wel overeind.