×

Recensie

05 november 2022

Jan Pen en Peter Sijnke - Tegenkultuur, Nederlandse undergroundpublicaties 1964-1976

Geschreven door: Edwin Hofman

Tegencultuur

In Tegenkultuur bespreken Peter Sijnke en Jan Pen publicaties van de Nederlandse underground uit de jaren 1964-1976. In deze jaren van toenemende welvaart kon de opgroeiende jeugd voor het eerste écht de ruimte nemen om haar stem te laten horen. In dit lijvige boek spatten de posters en magazine covers van het papier en word je ondergedompeld in de levendige alternatieve jongerencultuur van 50, 60 jaar geleden. Samen met de historische context, inclusief interviews, geeft Tegenkultuur een zeldzaam kleurrijk en gedetailleerd beeld. Het voorwoord van het boek komt van ervaringsdeskundige Willem de Ridder, die na zijn eerste schreden op het bladenmakerspad (Beatbox) flinke bekendheid kreeg met bladen als Hitweek en Suck.

Subjectief gezien lagen de vernieuwende jaren zestig tussen de grauwe jaren vijftig en de grimmige jaren zeventig. Evengoed kun je (de spirit van) de jaren zestig al in het midden van de jaren vijftig laten starten en door laten lopen tot midden jaren zeventig. De afbakening die Sijnke en Pen hanteren hangt samen met de bloei van undergroundpublicaties en de zich steeds sterker profilerende jongeren en dan is het tijdvak 1964-1976 het meest representatief en vooral het rijkelijkst bedeeld.

De latere jaren zestig lieten vanuit de overheid een soort repressieve tolerantie zien, een meegaande houding jegens de nieuwe generaties. Die droeg bij aan de modernisering van Nederland en het leverde in de praktijk bijvoorbeeld een flink aantal concertpodia en jeugdhonken op waar de creativiteit welig kon tieren. Daar kwamen de toegenomen vrije tijd en de hogere inkomens bij, iets wat zich vooral onder jongeren vertaalde in de aanschaf van brommers, pick-ups, radio’s en meer kleding. De mobiliteit nam in het hele land toe, men was niet meer gebonden aan het eigen dorp.

Internationaal was popmuziek een gedeelde interesse. Die grootschalige interesse was al begonnen met de Beatlemania en zette door. Pop- en jeugdcultuur werden het energiecentrum voor allerlei veranderingen op sociaal, politiek en cultureel gebied. In de jaren vijftig verschenen er al muziekbladen maar in de jaren zestig was daar een veel groter publiek voor. Het is mooi om de voorkant van Muziek Expres van december 1964 te zien; het toont aan dat de muziekbeleving in Nederland aan het veranderen was. The Beatles gefotografeerd bij de kerstboom en verwijzingen naar artikelen over The Stones en The Supremes. Maar er waren ook nog stukken te lezen over Willeke Alberti, Jim Reeves en Pat Boone.

1966 zag een Hollandse beatexplosie. Tegelijkertijd was Nederland ook een muzikaal bruggenhoofd in Europa (toen nog wel) en omarmde het bijvoorbeeld Frank Zappa & The Mothers of Invention opvallend snel. Al in 1967 speelde de band hier. DJ’s als Jan Donkers en Wim Noordhoek waren essentiële krachten in het doorgeven van nieuwe relevante muziek. Bladen als Hitweek en later Aloha hadden een evenzo belangrijke rol in het signaleren en aanjagen van vernieuwende muziek en alles wat daarbij hoorde. Clubs als The Roundhouse in Londen en The Fillmore in San Francisco inspireerden ondernemende geesten in Nederland podia op te zetten (Fantasio, Paradiso) en een festival als Woodstock zou in 1970 in Kralingen een indrukwekkende Nederlandse variant krijgen.

Tegenkultuur geeft ruim aandacht aan de eerste golf bekende bladen als Tuney Tunes, Muziek Expres (van Paul Acket), Muziek Parade, Hitwezen (van Joost de Draaijer), Teenbeat, Tiq (eveneens Paul Acket) en Kink. Muziek Parade en Muziek Expres werkten samen met Radio Luxemburg en Radio Veronica en zouden tot in de jaren tachtig blijven bestaan. Extra aandacht is er in het boek voor Hitweek en Aloha. Drijvende krachten Willem de Ridder en Peter J. Muller, en andere medewerkers, komen in het boek uitgebreid aan het woord. Deze bladen keerden zich aanvankelijk meer tegen ouders en leraren dan tegen de maatschappij of het kapitalisme. De Amerikaanse underground werd opvallend nauw gevolgd, zelfs in vergelijking met Rolling Stone. Hierbij ging het vaak om bands als Jefferson Airplane, Buffalo Springfield, Moby Grape, Velvet Underground, Byrds en The Flying Burrito Brothers. En natuurlijk Frank Zappa. Inhoudelijk was er in Aloha in de jaren zeventig ook ruimte voor andere zaken. Een cover uit 1971 vermeldt: ‘Opiumroete, G. Bomans, Gene Clark, Freak en Bram, Vietnam, Jimi Hendrix, Jesusfrieks, P. Flik en Hasj!!’. Later vermaard geworden tekenaars als Peter Pontiac, Joost Swarte en Theo van den Boogaard leverden bijdragen aan Aloha.

Tegenkultuur haalt ook een groot aantal kleinere (regionale) undergroundbladen naar voren. De grote stroom aan knallende beelden die dat oplevert laat zien dat de DIY-cultuur van rond 1970 wellicht nog groter geweest is dan die van de punkjaren. Enkele namen: Witte Krant / Papieren Tijger (revolutionair), Twen / Taboe (deels literaire inslag, mooie zwartwit-fotografie), Real Free Press (buitenlandse comix), Perfume Garden (vernoemd naar het radioprogramma van John Peel) en Paradiso Fox (over o.a. Paradiso, Dolle Mina, Oranje Vrijstaat). Sommige bladen verschenen maar één keer, maar ook daar heeft het boek beeldmateriaal van.

Dankzij de offsetdruktechiek bleef het maken van bladen een betaalbare onderneming. Op grafisch gebied kon je ook spreken van een revolutie. De uitbundige vormgeving van bladen als Oracle (San Francisco) en Oz (Londen) maakte internationaal school. In Nederland was dit ook te zien, bijvoorbeeld bij Hitweek, Aloha, Roodkapje en Papier Tijger. Ook de confronterende, humoristische comix van Robert Crumb en Jay Lynch konden op warme aandacht rekenen in Nederland.

Veel undergroundbladen hanteerden een principe van ‘eerlijke subjectiviteit’, in tegenstelling tot de mainstream-pers die doorgaans objectiviteit nastreefde, iets wat volgens de undergroundmedia niet te handhaven viel gezien het machtsmisbruik van het kapitaal en het establishment. Athenaeum aan het Spui in Amsterdam was een belangrijke schakel in de verspreiding van undergroundbladen.

Uiteindelijk zou de underground toch uiteenvallen. Wat één geheel leek te zijn bleek in de late jaren zestig al meer en meer een lappendeken van verschillende, soms ook concurrerende opvattingen, motivaties en doelen. Groeperingen/bladen richtten zich sterker op hun eigen, uiteenlopende onderwerpen zoals drugs (o.a. Lowlands Weed Company), seks (o.a. Suck), muziek/jongerencentra (o.a. Provadya?), festivals (Flight to Lowlands Paradise), strips (o.a. Spruit Mannekesblad), vrouwenbeweging (o.a. Evolutie) en meer. Na 1969 waren de hoogtijdagen van de tegencultuur wel voorbij. Veel bladenmakers waren niet meer bij machte het proces van bladenmaken, dat veel energie kostte en weinig geld opleverde, vol te houden. Desillusie, vermoeidheid en verwarring traden overal in. Daar kwam bij dat er steeds meer bovengrondse bladen actief werden die (een deel van) de inhoud van de underground oppikten, zoals Time Out, Rolling Stone en in Nederland Oor. Om nog maar te zwijgen over de diverse goed verkopende seksbladen.

Tegenkultuur geeft de undergroundbladen die de Nederlandse maatschappij kleurden in ieder geval een blijvend podium. Een flink aantal kleinere publicaties is hiermee definitief aan de vergetelheid onttrokken en de bekendere bladen krijgen alsnog, of wederom, de credits die ze verdienen. Het boek vliegt zijn hoofdrolspelers op verschillende wijzen aan en presenteert hierdoor sommige informatie soms meer dan eenmaal. Het beeldmateriaal is daarbij bijzonder rijkelijk aanwezig. Dit alles leidt er soms wel toe dat je de inhoudsopgave nodig hebt om de chronologie en de rode draad vast te houden. Die rode draad lijkt zowel het tweetal Hitweek en Aloha te zijn, alsmede een zo compleet mogelijk overzicht van de Nederlandse undergroundbladen in een veranderende wereld. Tegenkultuur draagt als zodanig eigenlijk twee soorten boeken in zich. Hoe dan ook, het plaatst de vele tientallen Nederlandse undergroundbladen in ieder geval op levendige wijze in het grotere verhaal van de internationale jongeren- en tegencultuur. Een cultuur die de wereld vanaf midden jaren zestig flink wist te beroeren.

Peter Sijnke (1951) is historicus. Hij was werkzaam in het archiefwezen en publiceerde veel op het terrein van de lokale en regionale geschiedenis. Over popmuziek schreef hij zeven boeken, waarvan drie met betrekking tot het Holland Pop Festival in Kralingen (1970) samen met Marcel Koopman. Peter schrijft regelmatig in Platenblad. Jan Pen (1955) was tot zijn pensionering in 2019 eigenaar van een bureau voor zakelijk advies op het gebied van biotechnologie. Hij heeft sinds het begin van de jaren negentig, een collectie opgebouwd van posters, tijdschriften en pamfletten van bewegingen als Provo, Kabouter, Underground en Punk. Jan heeft een internetboekhandel JP Antiquarian Books op het gebied van zijn collectie.

Uitgeverij: Koninklijke Van Gorcum