×

Artikel

21 februari 2012

Tim Berne – Geheimen van de operatieve kern van het spel

Geschreven door: Henning Bolte

Label: ECM

Berne (1954), die in de jaren 80 ook een tijdje in de Amsterdamse scene verbleef, heeft tot op heden zijn geheel eigen spoor door het klanklandschap getrokken. Geheel uiteenvallende structuren gaan bij hem als bij geen ander over in uiterste tonale verfijning, woeste uitbarstingen in gloeiende orkestrale kleuren. Hij is iemand van de grotere vorm met dergelijke uitersten als noodzakelijk onderdeel, waar eenheid en open flow uit ontstaan. Berne heeft letterlijk en figuurlijk een lange adem bij zijn muzikale omzwervingen. In zijn begintijd heeft hij niet alleen zeer eigen keuzes gemaakt. Hij is ook een uitgesproken doorzetter en volhouder. Zijn stukken zijn meestal langer en ze zijn het resultaat van het langduriger “eruit spelen” van de vorm.

Eigenheid en samenvoeging als kern en motor

Als instrumentalist was hij een laatbloeier. Hij durfde van begin af aan uitdagende muzikale partners en waaghalzen aan – zoals de jonge Joey Baron, Bill Frisell of John Zorn én hij durfde te falen. Zo kon hij (met vallen en opstaan) iets geheel eigens vinden en ontwikkelen, das gewisse Etwas dat weer stimulerend op anderen inwerkte. Berne: “Ik begon te beseffen dat je het potentieel van mensen met een hoop personality moet ontginnen, dat je hun tot gelijke partners in wat er gebeurt moet maken waarbij ik verrast wordt door wat ik zelf aan het doen ben.“ En over falen als belangrijk impuls: “Hoe meer je als leider doet, hoe minder kostbaar het wordt en hoe meer je gaat beseffen dat mislukking een inherente eigenschap van je bestaan als improviser is. Het is bijna noodzakelijk. En ik zou willen zeggen: het is een positieve zaak. Je gaat daardoor over naar iets anders. Je hebt deze ongemakkelijke momenten nodig.”1

Daarbij heeft hij invloeden – uit de populaire muziek en vooral van zijn leermeester Julius Hemphill – geabsorbeerd en op zijn eigen wijze omgevormd. Berne over zijn Hemphill-ervaring: “Zijn album Dogon A.D. verbond al die dingen waar ik naar geluisterd had. Ik was daardoor in staat mijn R&B-kant met de kant die naar Braxton en Roscoe Mitchell luisterde samen te laten klinken. Op de een of ander manier kreeg hij het voor elkaar alles in een pakket samen te brengen zonder dat iets als idiomatisch eruit stak. Én hij had een werkelijk soulful sound waar ik iets mee kon doordat ik naar types als King Curtis en Junior Walker geluisterd had.”

Herkenbare stijlkenmerken liggen er bij Berne nooit bovenop. Compressie en uitrekking – met Don van Vliet achtige trekken – leverde zijn aanpak op. Één van zijn vroege muzikale partners, slagwerker Paul Motian, duidde Bernes muziek toen – veelzeggend – als King-Kong-muziek aan. Berne: “Ik gebruik visuele gegevens als inspiratie. Een snel gedeelte, een langzaam gedeelte, een hoog verdicht gedeelte, een karig gedeelte: het is een soort hippe filmmuziek voor mij. Paul Motian merkte dan steeds weer op:  ‘Nou Tim, jij schrijft alsmaar van die King Kong muziek!’ En ergens had hij gelijk. Vooral omdat iedereen in die band een soort acteur was. Ik wilde de persoonlijkheden niet onderwerpen, zich laten voegen. Ik wilde ze laten bloeien. Zodoende bedacht ik eenvoudige vehikels voor deze persoonlijkheden.”

In het spel: vorm als dynamisch gegeven

Berne hoort ergens bij het rijtje uitvoerende componisten-improvisatoren met een eigen benadering en een eigen systeem zoals Henry Threadgill, Steve Coleman of John Zorn. Zelf benadrukt hij echter keer op keer geen systeem te hanteren. Hij hecht aan toewijding van een selecte groep musici waarmee hij over lange perioden werkt, zoals slagwerker Tom Rainey, pianist Craig Taborn, de gitaristen Marc Ducret of David Torn.

Berne lijkt vooral op het spel zelf in de ruimste zin gericht te zijn, op de biotoop van de interne operatieve kwaliteiten als ever changing bron van creativiteit voor alle spelers, op de wisselwerking en spanning tussen ontwerp en realisatie. Daarin fungeert hij als een regisseur met een eigen sensibiliteit voor melodie en klank. Vorm en systeem worden in Bernes muziek voelbaar, maar blijven doorgaans net ongrijpbaar. Omtrekken en gestalt verspringen en onvoorziene en frappante wendingen laten het geheel langs onvoorspelbare wegen doorstromen. Het is muziek die opgesloten schijnt en tegelijk wijd opent, begrenst en ontgrenst. Hierbij ontstaat een soort hyperrealiteit die intens materieel voelt en tegelijk een soort reële droomkwaliteit heeft, iets wat men ook in de vertelkunst van Franz Kafka tegenkomt.

Hier aandacht voor drie recent verschenen opussen van Berne: het grandioos orkestrale inSomnia, het ruige trio The Veil en het zielzoekende Snakeoil.

Stekelige grandeur: inSomnia *****

Tim Berne - InsomniainSomnia bevat twee lange stukken, The Proposal en oPEN, cOMA, van elk rond de dertig minuten, uitgevoerd door een octet met 4 snaarinstrumenten: gitarist Marc Ducret, violist Dominique Pifarély, cellist Erik Friedlander en bassist Michael Formanek. Een belangrijke rol naast Berne (hier ook op bariton met een gave solo in het tweede stuk), klarinettist Chris Speed en slagwerker Jim Black vervult trompettist Baikida Carroll, die het intensiefst met Hemphill samenwerkte. Het is eigenlijk meer dan wonderlijk hoe zowel de lijnen als de verschillende stemmen c.q. secties in elkaar grijpen. Wonderlijk omdat het op het ene moment bijna stuntelig of kinderlijk klinkt en op het volgende moment uitmondt in magistrale gloed. En: het is muziek op soulful soil met doorgaans een Eisleriaanse of Wolperiaanse edge2. Het bijzondere van deze opname uit 1997: hoe hier zelfbewust, onbekommerd en voluit stekelig gespeeld wordt! Het ruwe, rafelige, scheve, schelle, de groove en de momenten van confluence grijpen zo adembenemend in elkaar als je dat tegenwoordig nog maar zelden te horen krijgt.  Wat hier in hoogste concentratie en energie zonder perfectiedrang samenkomt, is van buitengewone kwaliteit. Alleen al de drumsolo van Jim Black waarmee het tweede stuk eindigt! Het is met inSomnia als met een bijzondere wijn die naar een decennium geur en smaak ontvouwend uit het donkere lager in het vreemde daglicht tevoorschijn komt. Dit is ook een verdienste van Pedro Costa, David Torn en Steve Byram.

De asfaltzwanen van The Veil, Cryptogramophone ****

41SjhrBPLzL._SL500_AA280_The Veil, 2009 live in The Stone in New York opgenomen, is een heel ander geval. Slagwerker Jim Black, (Wilco-)gitarist Nels Cline en saxofonist Tim Berne zijn oude muzikale maten uit hun tijd als beginnende musici in de jaren 80 en 90. Ieder van deze drie bestrijkt een breed muzikaal gebied en heeft een markant profiel als bandleider en componist ontwikkeld. Vraag is hoe en waar zij elkaar nu ex aequo en vrij improviserend treffen en wat eruit voortkomt. Daar laten ze bij het heftige openingsstuk Railroaded geen seconde twijfel over bestaan. Ook het grofkorrelige grijs van de hoes spreekt boekdelen. Urbane klanken, niet geruststellend. Het gaat er schoeiend, verzengend aan toe. Als drummer is Black hier uiteraard in het voordeel. Met zijn trommelvuur en salvo’s stookt hij zijn twee maten flink op die zich bepaald niet onbetuigd laten. Samen gaan zij niet alleen in hoge versnelling – wat op den duur slechts vermoeiend zou zijn, maar ook onder het asfalt, diep in de diepe monsterkelders (als in Impairment Posse) en op ijzige, winderige vlaktes met langs scherende ufo’s (zoals in Momento) waar op een gegeven moment de bodem openbreekt en een spervuur losbreekt (The Barbarella Syndrome) dat met de krijsende zang van een stervende zwaan eindigt. In The Dawn of The Lawn een fraai percussief klankbeeld met sterke visualisatie-impulsen.

BBCIn Rescue Her ontstaat ter plekke een lawine-achtig stuk met een fraaie onregelmatige structuur die overvloeit en oplost in het sprookjesachtige, verstilde The Veil. En dan resten nog de twee delen van het kwartier van Tiny Moment.

En dan Snakeoil, het eerste album met zijn actuele jonge working-band, ook bekend als Los Totopos, bestaande uit pianist Matt Mitchell, slagwerker Ches Smith en klarinettist Oscar Noriega.

De zielstochten van Snakeoil, ECM ****

BERNE2234_aMitchell, o.a. werkzaam in het Claudia Quintet en groepen van Darius Jones, Rudresh Mahantappa en Shane Endsley, was het eerste stuk in de nieuwe puzzel. Mitchell kende Bernes muziek heel erg goed aangezien deze een belangrijke rol in zijn muzikale ontwikkeling speelde. Hij was hoog gemotiveerd en bleek Bernes muziek vanuit de piano belangrijke impulsen te kunnen geven. Ches Smith kende Berne als bijzonder toegewijde en originele musicus en tenslotte bleek ook (buurtbewoner) Noriega de juiste feeling en inzet voor Bernes onderneming te hebben, de ontwikkeling van muziek met een nieuwe verdeling en vrijere balans. Het nieuwe muzikale partnerschap werkte ook de nadere kant op. Berne maakt deel uit van Mitchells sextet Central Chain met Noriega, Mary Halvorson, John Hebert en Tomas Fujiwara.

14berne_1Mitchell is een pianist uit de Andrew Hill linie met een bijzondere combinatie van geraffineerde ritmiek, rijke toonkleuren en harmonische mogelijkheden. Smith is een intense,  krachtige en donkere slagwerker van zeer eigen karakter en Noriega is een klarinettist die op een bijzondere wijze op juiste momenten indrukwekkend contrasten kan aanbrengen en de muziek van een groep van onderop laat ademen. Noriega zorgt voor een enorme dieptewerking, Smith voor het dreigende, het kantelen van stemmingen en Mitchell in nauwe vervlechting met Bernes saxofoonlijnen voor ruimtelijke projectie en pending, het hangend houden van de klank boven de groove.  Berne en zijn nieuwe, jongere muzikale partners moesten – vanuit hun muzikale achtergrond en ontwikkeling – naar elkaar toe bewegen om door het creëren van stemmige als boeiende balansen nieuwe horizonten, nieuw terrein te openen.

Stukken

Het openingsstuk, Simple City, is bijna veertien minuten lang en strekt zich uit over vier fasen van verschillende stemmingen en intensiteiten.  In de overgangen en kantelingen zit de bijzondere kwaliteit van dit stuk dat over een zich herhalend en boeiend gevarieerd motief beweegt met van onderen opkomende dreigingen, hoog opstuwende, vliegende lijnen en stilvallende roerloos mysterieuze gronden. In Scanners, het tweede stuk, kun je van heel ver in de verte een heel oud lied horen doorklinken wat betekent dat het de muziek een tegelijk hecht en los weefsel is. In Spare Parts tref je dolende klanken met kafkaëske trekken die over de donkerte van Smith’s percussie labyrinthisch krioelen. Keer op keer rispen daarbij vurige verdichtingen op.

In de tweede helft wederom drie stukken. Yield zet met een sterk motief in dat zich herhalend in overlappende lagen spiralend opschroeft en langzaam een bijna gongachtige klank aanneemt. Not Sure draagt zijn titel zeker niet ten onrechte. Het stuk valt uit elkaar en probeert zich aarzelend en dan opstuwend, verdichtend te hervinden. Sterk is weer het eindstuk Spectacle. Het heeft een open lyrisch begin waarin percussieve effecten (o.a. congas) welig tieren. Met een magistraal opengaande basklarinet schrijdt het stuk uitwaaierend dan weer verdichtend voort en mondt tenslotte cascaderend in een krachtige groove uit.

Complex? Nee, het is een gevarieerd en geraffineerd spel met eenvoudige elementen waaruit aantrekkelijke vreemde configuraties ontstaan – vergelijkbaar met de visuele herschikkingen en omvormingen van de hoesontwerpen van Steve Byram3. Ook deze herordenen niet gelijksoortige visuele elementen tot een nieuw samen hangend samenhangend (!) geheel.

Artistieke lijn

Alle drie albums vormen een continuüm met verschillende middelen, intensiteiten, temperaturen en texturen. De een vraagt zich misschien af hoe deze muziek bij ECM terechtkomt, terwijl de andere zich afvraagt of deze musici zich hebben laten domesticeren door een vermeende ECM-esthetiek. In beide gevallen wordt een calculatie verondersteld die bij dit label juist niet speelt. Van belang is het oppakken en vormgeven van relevante artistieke ontwikkelingen van hoog creatief niveau. En daarin heeft ECM met de productie van David Torns Presenz, Michael Formaneks The Rub And Spare Change en Craig Taborns Avenging Angel al eerder duidelijke keuzes gemaakt en een coherente lijn getrokken. Het is een lijn  waarin artistieke ontwikkeling en integriteit met het realiseren van hoge kwaliteitsstandaards naar het publiek toe samengaat. Juist daarom heeft het label ook na meer dan 40 jaar zo’n sterke eigen uitstraling.

Snakeoil speelt 27 maart in Lantaren/Venster in Rotterdam en 28 maart in het Bimhuis in Amsterdam.


1. De quotes van Tim Berne zijn afkomstig uit gesprekken met David R. Adler
http://www.pcah.us/blog/entry/a-conversation-with-tim-berne-and-matt-mitchell/

en met pianist Ethan Iverson van The Bad Plus met wie Berne de groep Buffalo Collision vormt
http://dothemath.typepad.com/dtm/interview-with-tim-berne-part-2.html

2. Verwijst naar de twee moderne componisten Hanns Eisler (1898-1962) en Stefan Wolpe (1902-1972), Eisler een leerling van Schönberg en artistieke partner van B. Brecht, Wolpe o.a. leraar van Morton Feldman.

3.  Zie site van Screwgun Records.


Concertzender

Tracklisting inSomnia

  1. The Proposal
  2. Open, Coma

Tracklisting The Veil:

  1. Railroaded
  2. Impairment Posse
  3. Momento
  4. The Barbarella Syndrome
  5. The Dawn of The Lawn
  6. Rescue Her
  7. The Veil
  8. Tiny Moment (part I)
  9. Tiny Moment (part II)

Tracklisting Snakeoil:

  1. Simple City
  2. Scanners
  3. Spare Parts
  4. Yield
  5. Not Sure
  6. Spectacle