×

Artikel

03 oktober 2006

The Rapture terug op de dansvloer

Geschreven door: Edwin Hofman

Label: Vertigo

The Rapture

Drie jaar na het trendsettende Echoes kwam The Rapture in de nazomer van dit jaar dan eindelijk met de opvolger. Pieces Of The People We Love was de tweede volwaardige plaat van de New Yorkse band die in 2002 het wiel weer uitvond, door punk, noise en disco samen te smeden. We zijn inmiddels drie jaar later, en vele navolgers verder. Is The Rapture nog steeds een band om in de gaten te houden?

Voor The Rapture stond de nazomer van 2006 in het teken van de Europese tournee ter promotie van Pieces Of The People We Love. Het bood de New Yorkers tevens een uitgelezen kans om te laten horen dat er nog leven in de band zat. Het was immers behoorlijk stil geworden rondom de groep die  ook wel werd beschreven als meest ‘vernieuwende band van 2003.’ De uitgebreide toer na Echoes had kennelijk zijn tol geëist.

Hoe dan ook, met de recente concerten in Europa wist The Rapture in ieder geval te overtuigen. De band had er veel plezier in en wist het publiek ouderwets op te hitsen. Tot het eind van het jaar zal het viertal op de Amerikaanse planken staan. Ook hier met een missie, want volgens The Rapture, mag men daar wel wat mee erkenning hebben voor de rol van de VS in de evolutie van de moderne dance. Daar zit wat in, al zijn het dan met name Chicago, Detroit en New York die zich kunnen beroepen op een voorname rol hierin. Het is achteraf gezien dan ook niet zo verrassend dat The Rapture na de eerste plaat Mirror (1999) verkaste van Seattle naar New York. Op de hoes van de EP Out Of The Races And Onto The Tracks (2001) wordt overigens direct gerefereerd aan deze oversteek van West naar Oost.

De urgentie van het leven in een hectische stad, zonder fatsoenlijk huis, maar met een onzekere toekomst zorgde, zoals bij wel meer jonge bands, voor de juiste toon in de muziek. De titeltrack van de EP, overigens nog wel uitgebracht op Sub Pop uit Seattle, was hoekig, schel, lawaaiierig, maar ook dansbaar en opzwepend. Out Of The Races And Onto The Tracks deed sterk denken aan Britse post-punk van een dikke twintig jaar eerder. Punk voor de dansvloer, gemaakt in het New York van de eenentwintigste eeuw, net als Radio 4’s Dance To The Underground, ook uit 2001.

Er borrelde weer iets in New York. In 2002 volgde de uitbarsting. Radio 4 kwam met Gotham!, een messcherpe dansplaat, gemaakt in samenwerking met James Murphy and Tim Goldsworthy, van het label DFA, en The Rapture bracht, op datzelfde DFA, de single House Of Jealous Lovers uit. Was hun vorige single nog een aanzet tot ultieme disco-punk, House of Jealous Lovers wás ultieme disco-punk. Stuwend, dansbaar en brutaal, compleet met – terug van weggeweest – de koebel! Post-punk was terug op de dansvloer en zou er de eerstvolgende jaren niet meer vanaf te slaan zijn.

Echoes was de naam van het eerste Rapture album, dat een jaar later werd uitgebracht. Een treffende titel, want hoewel de band nergens op rechtstreeks plagiaat te betrappen viel, werden wel essentiële elementen uit de Britse en Amerikaanse post-punk en dance van de jaren zeventig en tachtig gebruikt. Het leverde een bij vlagen zinderende plaat op. De goede verstaander kon vroege Chicago house van Larry Heard ontwaren, en schurende en krassende gitaren van Engelse culthelden als Gang of Four en This Heat. De sterke single Sister Saviour klonk als een gothische incarnatie van Magazine. Niet alledaags, zeker niet in 2003. Niet alles op Echoes kon overtuigen: de geforceerde rustpunten, in de vorm van wankele ballads, haalden de vaart uit het album en droegen niet veel bij aan het geheel. Het merendeel van de plaat stond echter in het teken van heftige, dansbare punk, vol noise en met een rusteloze ritmesectie, waarover Luke Jenner’s schelle uithalen vaak maar net onder de pijngrens bleven. Robert Smith, Johnny Lydon en Tom Verlaine waren er niets bij.

Echoes klonk, ondanks de referenties, toch eerlijk en authentiek. De saxofoon van Gabriel Andruzzi, de spaarzame maar effectieve synths, en de hier en daar opduikende koebel waren de krenten in de door het DFA-team geserveerde pap. Subtiele disco-elementen, waardoor de plaat zich zo zou blijvend zou onderscheiden. De vele groepen die teruggrepen op de alternatieve muziek van grofweg de periode 1979-1984, en die tussen 2003 en 2006 doorbraken, klonken toch minder gedurfd. Niet geheel zonder succes overigens, want bands als Franz Ferdinand, The Killers, Interpol en Editors verkochten beter dan The Rapture. En hoewel minder succesvol, eisten ook The Futureheads, Maxïmo Park, She Wants Revenge en VHS or Beta de afgelopen jaren de aandacht op. Het was dan ook niet alleen de vraag of de leden van The Rapture er nog een relevante en frisse plaat uit zouden kunnen persen maar ook of muziekliefhebbers niet een beetje ‘eighties-moe’ zouden raken.

Het antwoord kwam dan eindelijk in september 2006. Nee, The Rapture had niet stilgezeten na de Echoes toer en ja, Luke Jenner, Vito Roccoforte, Mattie Safer en Gabriel Andruzzi wilden gewoon doorgaan. Simpelweg omdat de band er nog steeds plezier in had om mensen over de hele aardbol aan het dansen te krijgen. Op Pieces Of The People We Love, uitgebracht op Mercury, maakt The Rapture meer dan ooit muziek voor de dansvloer. De plaat is om te beginnen een stuk coherenter dan Echoes, dat toch meer een lappendeken was. De hoogtepunten op dat album waren echter wel overtuigender dan de sleutelnummers van de opvolger. Wat dat betreft lijkt The Rapture aan overtuigingskracht te hebben ingeboet.

Don’ Go Do It is de radiovriendelijke opener op de nieuwe plaat. De hoofdrol is voor Luke Jenner, die met een aanstekelijk meerstemmig refrein prima uit de startblokken schiet. De titeltrack hierna, een van de twee door Danger Mouse (Gnarls Barkley) geproduceerde nummers, is echter niet de accelerator die je op deze plek zou mogen verwachten. Gelukkig herstelt de band zich snel met de eerste single van het album Get Myself Into It, een aanstekelijke discohit, met als trekpleister de sax van Gabriel Andruzzi. New York City is in the house, en The Rapture deelt weer de lakens uit. Met de oppervlakkige electro-rocker First Gear duikelt de band helaas weer omlaag. Gelukkig, The Devil is weer een hit in de dop. Met speels gemak wordt een lekkere groove neergelegd, in toom gehouden door een sterke songstructuur, en ingekleurd met een lekker trekkende bas en gitaren die door de discomangel zijn gehaald. Er zijn niet veel bands die dit geluid produceren en er ook nog lachend mee weg komen, maar The Rapture doet het hier.

De tweede single Whoo! Alright Yeah..Uh Huh moet ook in staat zijn menig club op zijn kop te zetten. Strak, snel en met een dun electro-toetje. Franz Ferdinand onder de glitterbol. Calling Me haalt vervolgens het tempo weer flink omlaag, en hoewel geen miskleun, betekende deze tweede Danger Mouse track geen revanche op de eerste track van zijn handen.

Beklaagt Luke Jenner zich in Whoo! Alright zich nog met verve over apathisch clubpubliek (‘People Don’t Dance No More…’), op Down For So Long opent hij ‘…The Best Is Yet To Go..’. Druppelt de lethargie dan toch binnen? Nee, want de maniakele, noisy kant van de band, nog zo prominent op Echoes, krijgt gelukkig ook nog de ruimte, en niet alleen voor de vorm. The Sound is weer ouderwets opzwepend en de gitaren gieren weer ouderwets. De stofwolk die dit nummer achterlaat, verhult dat de afsluiter Live In Sunshine in feite niet meer doet dan het in herinnering roepen van de mindere momenten van Echoes.

Pieces Of The People We Love klinkt op het eerste gehoor gelikter en minder urgent dan zijn voorganger. Wat dat betreft lag het momentum toch in 2003. Maar drie jaar later terugkomen met een copy van een doorbraakalbum zou getuigen van stilstand. The Rapture is volwassen geworden na twee jaar toeren en heeft bewust de aandacht nog meer op de dance gericht. De band had de producers voor het uitzoeken. Deze keer niet The DFA, maar andere gerenommeerde namen: Paul Epworth (Bloc Party), Ewan Pearson (Soma Records) en Danger Mouse. Dit heeft in ieder geval een coherente plaat opgeleverd die klinkt als een klok. Alhoewel ook Pieces Of The People We Love wat zwakke broeders kent en minder impact heeft dan Echoes, zal ook deze plaat zijn weg naar de clubs (en huiskamers) weten te vinden. Anno 2006 is The Rapture dan ook nog springlevend en de moeite waard: goede concerten in Europa en nieuwe club- en radiohits op zak. Gewoon zo doorgaan dus. The Rapture blijkt talentvol genoeg om de trend, die ze zelf hebben aangeslingerd, te overleven.