Stilstaan bij Wachter, in gesprek met Nynke Laverman
Met Wachter heeft Nynke Laverman niet alleen een album uitgebracht dat andermaal haar fraaie stem naar voren brengt en dat haar eigen muziek centraal stelt, het album heeft achterliggende gedachten die meer zijn dan slechts woorden op klank gezet. Written In Music zette koers naar Friesland om met Nynke de tijd te nemen om stil te staan bij het verhaal achter het album.
WiM: Hoe is het voor je om weer in Friesland terug te zijn, dichtbij waar je ook geboren en getogen bent? Ja, dat vind ik heel grappig. Ik had dat niet zo verwacht. Ik ging studeren in Amsterdam en bleef daar nog wat langer. Een huis vinden in Amsterdam was echter niet zo makkelijk. Ik deed echter nog mee aan producties bij Tryater, een Fries theatergezelschap, in Leeuwarden. Zo kwam ik weer in Friesland terecht.
Als je je bedenkt dat je de wijde wereld in wil trekken en dan wel zien waar je komt te wonen en ook het buitenland niet uitsluit, dan denk je niet meteen aan Friesland. Met mijn vak maakt het weliswaar niet uit waar je precies woont, dus Amsterdam hoefde niet perse. Ik realiseerde me dat ik ruimte wilde en een plek waar ik me goed voel, om me terug te kunnen trekken, na het bezoeken van drukke steden met alle indrukken daarvan. Toen het met Sytze (Pruiksma, partner en multi-instrumentalist waar Nynke veel mee samenwerkt) serieus werd, landden we hier en kijk ik uit op het dorp waar ik opgroeide. Het voelt hier niet alleen goed; het is super praktisch met werkruimtes voor ons allebei. Het is fijn dat mijn ouders in de buurt wonen. Onze jongens zijn daar heel veel. Het is dus perfect eigenlijk.
WiM: Hoe belangrijk is de natuur hier om je heen dan voor je? Die is hier overal om je heen en die speelt een belangrijke rol op het nieuwe album. Die ruimte is voor mij erg belangrijk, het is net of dat zorgt voor ruimte in mijn hoofd. Het album gaat over hoe je om gaat met wat er om je heen is en of je het allemaal wel ziet en naar de juiste waarde schat. Sytze weet veel meer over het landschap dan ik; hij is een vogelliefhebber. Hij kijkt naar het land en ziet wat er aan de hand is. Als je hier naar buiten kijkt, denk je “Wat is het mooi groen!” maar hoe waar is dat? Juist omdat het de laatste decennia veelal gebruikt is als productieland, is het land lang niet meer wat het geweest is. Je vindt er nog maar één soort gras, noem het maar turbogras. Dat groeit supersnel en kan dus ook zeer regelmatig gemaaid worden. Een soort gras is natuurlijk heel monotoon en het wordt bespoten; insecten blijven weg en dus ook vogels. Het is alleen nog maar gras alleen. Er zit geen leven meer in, er zijn geen bloemen meer, geen kruiden. Hoe groen het ook is, is het land hier dus in zekere zin zo dood als een pier. Dat zien, daarnaar kijken, hoeveel doen we dat eigenlijk?
Sytze is er heel erg mee bezig, ook via kunst, om dit vraagstuk onder de aandacht en in het bewustzijn van mensen te brengen. Daar krijg ik veel van mee. Vandaar dat dit thema naar voren kwam: hoe leef je echt met je omgeving? Zit je als mens er buiten of leef je met die natuur en weet je wat er gaande is? Ik heb dat ook mogen ervaren tijdens mijn reizen naar Mongolië. Toen ik daar was, schreef ik weliswaar over andere dingen, maar ik was geraakt door de manier waarop zij daar leven, de nomaden, in direct contact, in harmonie, met de natuur. Ze weten het evenwicht te bewaren: ze realiseren zich dat ze de grond niet kunnen leegtrekken omdat ze zichzelf dan te pakken hebben. Het leven met de natuur moet in balans zijn. Ze zeiden: “Je kunt nooit meer nemen dan je geeft.” Dat krijg je altijd terug. Dat thema, het zaadje daarvoor, is daar toen geplant en nu gevoed door wat ik hier over mijn eigen landschap leer.
WiM: In het album roep je nadrukkelijk de sfeer van een bos op. Waarom de keuze voor een bos? Het gaat me om de natuur; of het nu weide is of bos. Ik zoek om het thema vorm te geven altijd een verhaal. En ik kwam nu uit op een sprookje dat zich afspeelt in het bos. Toen ik ging nadenken over dit programma, was ik in retraite in bossen in Portugal; ik zat er midden in. Bovendien vind ik bomen erg tot de verbeelding spreken. De oerbeleving van bomen die er al veel langer dan wij zijn, veel groter dan wij zijn. Zo’n bos brengt voor mij de nietigheid van de mens, van mezelf naar voren. Dat is voor mij misschien ook wel de houding waarmee we naar de natuur zouden moeten kijken. Weet je eigen plek daar binnen, als heel kleine schakel in een enorm geheel dat zonder jou ook wel doordraait. We zijn vaak heel arrogant en denken dat we alles naar onze hand kunnen zetten en richten de hele wereld in. Dat doen we wel, maar uiteindelijk is de natuur tien keer zo sterk en heeft de kracht om alles weer weg te vagen als het genoeg is. Die nietigheid voel je in een bos. Het was de bedoeling ook de voorstelling in een bos neer te zetten, op Oerol. Dat bleek praktisch onhaalbaar; het is zeer kostbaar om buiten alles neer te zetten, alle techniek, een piano die elke dag gestemd dient te worden, beschermd tegen vocht, noem maar op. Dat was jammer maar uiteindelijk hebben we in een kerk met een geweldig decor en lichtontwerp min of meer een sprookjesbos gecreëerd.
WiM: Wat je zegt over de arrogantie van de mens, dat komt ook terug in de teksten van Wachter? Ja, het titelnummer gaat erover hoe wij de wereld naar onze hand proberen te zetten. Het is het vragen naar steeds meer. Er zit zeker niet de afweging in om genoeg terug te geven, alleen maar nemen en nemen. Op een gegeven moment zing ik over met grote voeten klossen over mijn eigen wieg, dit landschap dus, al is het met laarzen van fluweel, het is het geen idee hebben van het stuk maken van de bron. Het niet bewust zijn van de effecten of in ieder geval zeggen dat je er niet van weet. Ik wilde de kritische noot maken. Waarom gaan wij zo belachelijk om met onze bron? Dat is toch raar.
WiM: Het wachten is dus in feite een positieve actie? Ja, zo zie ik het wel. Dat is het niet meteen ingrijpen als mensheid. Nu zie je vaak dat als er zich iets voordoet, dat we meteen gaan sturen, meteen ingrijpen. We kunnen niet afwachten. Een mooie metafoor: we trekken graag aan het gras om het sneller te laten groeien. Met de wereld doen wij dat steeds: alsmaar handelen en ingrijpen. Via die thematiek kom je dan ook uit bij het Taoïsme en het begrip Wu Wei. Dat staat voor het doen door niet te doen, handelen door niet te handelen. Sta open voor wat er is, luisteren en kijken en pas iets doen als de situatie erom vraagt. Hoe wij met de natuur omgaan, dat gaat vaak om hebberigheid. Ik leef nu, ik wil meer, meer, waarom zou ik me druk maken om toekomstige generaties? Ik wil het nu goed hebben, zoveel mogelijk geld verdienen, zoveel mogelijk uit het land halen. In de voorstelling vertel ik een sprookje daarover: daar gaat het over het volgen van de natuur. Dat is iets positiefs en iets moeilijks voor ons mensen. Van dit project heb ik dan ook veel geleerd. Het is niet makkelijk. En ja, Sytze is er al veel verder in dan ik.
WiM: Hoe kwam het album tot stand? Het begon met het verhaal, met dat sprookje. Ik zoek eerst uit aan welk thema ik wil werken, misschien komt dat ook wel door mijn theaterachtergrond. Er komen dan vanzelf onderliggende thema’s waar ik teksten bij schrijf en pas als laatste komt de muziek. Ik houd van de verhalen van Dimitri Verhulst (Vlaamse schrijver). Mijn favoriete boek van zijn hand is Mevrouw Verona daalt de heuvel af. Dat bracht mij bij het thema van het wachten. Wachten is ook accepteren van wat er is, van ouder worden, accepteren van de dood. En daarbij kon ik verschillende van die onderwerpen in liedjes leven geven. Toen ik alle teksten op een rij had, ging ik de muziek maken. Een aantal dingen schreef ik met Sytze. We hielden het klein deze keer, als team. We deden heel veel samen. De arrangementen voor cello schreef Sebastiaan Koolhoven. Dat bleek een gouden greep; we kenden hem al van eerdere samenwerkingen. Dat was gelijk goed.
De keuze voor een cello was een logische als je het klein wil houden. Je kunt met de cello immers veel kanten op. De cello kan zingen en ondersteunt mij bij de zang, is lyrisch, heeft een sterke basfunctie, je kunt scheuren, kraken, et cetera. Daarnaast neemt Sytze als multi-instrumentalist veel voor zijn rekening, vooral slagwerk en met dit album ook piano. De man en de vrouw uit het sprookje worden door Sytze en door Geneviève Verhage op het toneel verbeeld. Zij heeft een heel expressieve uitstraling op het toneel. Ze hoeft niet veel te doen om toch de projectie van het verhaal op hen te ervaren.
WiM: Je koos ervoor om het album te openen met een gedicht. Hoe kwam je tot die keuze? Het was een statement om het gedicht aan het begin te zetten. Ik zeg er ook mee hoe belangrijk en leuk ik de taal vind. In het begin was het gebruiken van het Fries een intuïtieve keuze. Het is mijn moedertaal, het is het meest dichtbij. Het voelt het meest eerlijk. Daarom ben ik in het Fries gestart. Ik ben me steeds meer gaan realiseren hoe mooi het Fries is, in muzikaliteit, in de poëtische kwaliteit ook. Toen ik zelf ging schrijven, in 2008, ging ik er echt mee werken, leerde ik er steeds meer over en werd het echt een bewuste keuze. Het onderwijs dat we er in hadden, was erg mager. Dat ik het goed spreek en schrijf is te danken aan mijn ouders. Ik ging er steeds meer van genieten, ook van het schrijven. Openen met een gedicht vraagt veel van de luisteraar. Ik hoop dat mensen zich laten meevoeren door de klank en niet afhaken omdat ze het niet verstaan. We maken de voorstelling met een aantal niet-Friezen (lacht) en je merkt dat het gedicht ook op hen, na het meerdere malen gehoord te hebben, die uitwerking heeft. Het gaat er niet om dat je het helemaal letterlijk kunt volgen. En in de voorstelling verbind ik de liedjes met een verhaal in het Nederlands, het sprookje dat ik schreef over een boswachter en een celliste. In hun verhaal gaat het over haar ongedurigheid en hij die de kunst van het wachten verstaat, in de woorden van de dichter Rilke “Kijk naar de boom die zijn sappen niet opstuwt, maar rustig in de voorjaarsstormen staat, zonder bang te zijn dat er geen zomer zal komen, de zomer komt toch.” Dat is natuurlijk bij uitstek waar een boswachter voor staat: hij zal nooit het resultaat van zijn werk zien, zal verder moeten kijken dan zijn eigen leven. De boswachter in het sprookje leeft zodanig in harmonie met wat er om hem heen is, dat hij op een dag zelf boom wordt. Zij wacht jarenlang op zijn terugkomst. Op een dag ziet zij om een tak bovenin een boom de ring zitten die zij hem ooit gegeven heeft. Dan realiseert ze zich wat er gebeurd is, gaat in de boom wonen en gaat het bos verzorgen. Ze wordt dus ook een soort wachter. En als ze snaren spant over haar boom en die als een cello gaat bespelen, gaat ze zo op in haar spel dat ook zij één wordt met het bos.
WiM: Wolst ien wêze of wolst íen wêze (Wil je iemand zijn of wil je één zijn?) dus? Ja, dat is de kernzin van het album. Gaat het om je ego of kun je één zijn met wat om je heen is, je bewust zijn van je rol als schakel in het geheel. Dat verhaal vertel ik in de voorstelling. Ik vertel dus niet letterlijk waar de nummers over gaan, maar met het verhaal bied ik een ingang om te begrijpen waar de nummers over gaan. Het is fijn te merken dat dat helpt, dat dat werkt. Het publiek is dan dus niet steeds bezig met de teksten te verstaan.
WiM: In hoeverre zou je losse nummers kunnen maken in plaats van een album rondom een thema? Dat zie ik niet gebeuren. Ik zie altijd een voorstelling voor me. Ik wil nu eenmaal een verhaal tellen. Voor mij komt dat toch door mijn theaterachtergrond. Ik heb wel eens geprobeerd het anders te doen, maar dat is een forceren dat niet bij mij past. Losse liedjes maken, bijvoorbeeld, vanuit de muziek startend is ook iets dat mij niet makkelijk afgaat. Hoewel ik dat wel eens gedaan heb met Di-Rect bijvoorbeeld, kwam de vraag naar het thema wel snel naar voren. Dat is voor mij wel wezenlijk. Ik moet weten wat het verhaal is wat ik vertel.
WiM: Hoe heb je dan destijds de samenwerking met Jack Poels ervaren? Toen heb ik de tekst die Jack al had geschreven (vrij) vertaald. Ben in het liedje gestapt dat er al lag. Dat klopte heel goed, die samenwerking ging heel natuurlijk. Mooi om bij Jack ook de verbondenheid met taal en met het landschap te voelen.
WiM: Waar luisterde je naar tijdens het maken van het album? Voor mij was dat bij het schrijven vooral Björk, Radiohead en ook Stromae. Daarnaast kom ik altijd terug bij Lhasa de Sela. Zij is voor mij een heldin, erg jong overleden helaas. De muziek van Radiohead was in het maakproces van Wachter voor Sytze en mij een doorlopende bron van inspiratie. Bij het maken van de harmonieën, de beats en ook tijdens het mixen.
WiM; Terug naar het onderwerp van het wachten. Als je terugkijkt naar je voorstellingen, naar de manier waarop jij die door de tijd bracht, zat de kunst van het wachten dan niet ook altijd al in jou? Ja, misschien is dat voor een deel wel zo. Als je het herkent en als je het kunt waarderen, is het in elk geval ontkiemd. Maar ik heb ook een innerlijk ongeduld, dat merk ik wel in zo’n maakproces: ik wil steeds opnieuw dat het sneller gaat dan het doet. Bij dat proces moet je in feite gewoon vertrouwen dat het komt en niet forceren. Toch trap je daar elke keer weer in.
Vooral in zo’n maakproces speelt dat: het werken met een deadline, klaar zijn voor Oerol. Dat vond ik maar lastig aan de kant zetten. Tegelijk, zo’n artistiek proces laat zich niet zomaar vangen of sturen. Soms komt er een hele tijd niks en dan lijkt het of er niks gebeurt. Zoals ik al zei, dan gaat het ook wel om vertrouwen, weten dat het wel komt. Als je er maar toegewijd mee bezig bent. Als je dingen durft te laten ontstaan.
Het is voor mij ook wel dubbel. Soms heb ik het juist heel erg. Het komt wel meer met de jaren, het krijgen van kinderen heeft er ook wel aan bijgedragen. Meer kunnen wachten, meer kunnen zien wat belangrijk is. In het begin was ik wel eens bang mijn drive te verliezen. Dat wachten, in hoeverre zou dat dan ook het loslaten van drive betekenen? Want als er geen drive is, lijkt muziek wel zijn urgentie te verliezen en zouden we misschien wel terecht komen in liedjes waarin er niets aan de hand is. Maar ik merk dat die urgentie wel blijft, er blijft een verhaal te vertellen. Alleen, ik hoef me niet meer zo te bewijzen. Ik kan ook denken dat als het album niet tijdig klaar is, dan is dat maar zo. Ik hoef niet zo nodig mee in de race van album-tour-album-tour.
WiM: Die deadline, dat plannen, dat hoort er bij. Wat zou je anders willen? Daar ben ik zelf natuurlijk ook bij. Ik wil in het theater spelen en dat brengt met zich mee dat je ongeveer anderhalf jaar van tevoren een tour moet boeken, dat er een album moet zijn, dat er nieuwswaarde moet zijn. Ergens vind ik het niets om in zo’n systeem vast te zitten. Dat kan net zo goed anders. In mijn hoofd maak ik me daar steeds meer los van. Ik voel de druk ervan steeds minder. Maar om er helemaal uit te stappen? Dat is misschien een volgende stap. Zodanig dat er pas iets uit komt wanneer ik iets klaar heb.
WiM: Als je aan een nieuw album werkt, in hoeverre denk je dan na over wat je publiek verwacht? Dat is voor mij geen uitgangspunt. Natuurlijk, dat kun je meenemen. Maar dan zit je misschien al eerder in de hoek van het entertainment. Ik probeer graag mezelf te ontwikkelen, mezelf stappen verder te brengen, dingen te doen die ik eigenlijk niet durf en te gaan voor relevantie in wat ik vertel.
WiM: Waarom is dat? Dan kom je verder. Als je doet wat je al kende, waarvan je denkt dat het bij je publiek in goede aarde valt, dan kom je niet verder. Het is leuk om iets op te pakken wat je spannend vindt, als dat lukt, geeft dat veel meer voldoening. En daar neem je het publiek dan in mee die op die manier ook iets nieuws kan ontdekken. Dat was nu het geval met dat gedicht. Ik had wel vaker gesproken woord gedaan en ben altijd wel met poëzie bezig. Sytze zei toen: “Waarom schrijf je niet een gedicht van tien minuten?” En van dat idee werd ik wel heel blij. Van het spelen met taal, het spelen met klank. Als dat zou kunnen lukken. Dat was voor mij ook geïnspireerd door en aansluiten bij het werk van Tsjêbbe Hettinga, de Friese dichter waar we veel mee samenwerkten. Die had wel eens gedichten van 20 minuten en als hij die voordroeg, dan was het vaak gewoon muziek. Ook al verstond je er geen klap van, als je je ogen dicht deed als je luisterde, raakte je gewoon in een trance, door de klanken.
Ik dacht in eerste instantie dat ik het niet kon, niet ver genoeg was. Toen ben ik er een weekend voor gaan zitten en toen kwam Boskûle er uit. Dat heeft een heel verbindend karakter. Daar ben ik heel trots op. En toen dachten we: “Die zetten we als opener op het album”. Dat is juist niet pleasend. Je weet dat er mensen zijn die gaan denken: “Wat krijgen we nou? Moeten we zeven minuten naar een gedicht gaan luisteren?” Je weet dat mensen die track zullen skippen en bij het tweede nummer van het album beginnen. Dus in die zin ben ik niet iets aan het maken dat aan verwachtingen voldoet. Ik hoop wel altijd dat ik mijn publiek mee kan nemen in wat ik doe. Toen ik Nomade maakte, zelf ging schrijven en ook een meer poppy kant in de muziek aanbracht, met beats werkte en de wereldmuziek wat losliet, realiseerde ik me ook dat ik publiek kon verliezen.
Ik ben misschien ook wel wat uit proportie gestart. De fado werd zo’n hype en ik viel er midden in, juist omdat ik iets anders deed dan anderen en in het Fries zong. We stonden dus plots voor grote zalen, ook in het Concertgebouw. En ik wist wel dat ik dat los zou laten en niet voortdurend fado zou willen maken, al vonden veel mensen dat ik dat succes moest doorzetten. Dan weet je dat je publiek gaat verliezen. Ik weet niet wat er gebeurd was als ik dat was blijven doen.
WiM: Had je dat gekund? Nou nee, ik vind fado nog steeds erg mooi. Maar voor mij, ik wilde toen wat anders. Daarbij als je fado goed wilt doen, moet je eigenlijk met Portugese muzikanten werken. En hoewel ik met prima muzikanten werkte, heb je dan toch niet de Portugese beleving. Qua stem kan ik er wel in de buurt komen, maar ik ben iets anders. Ik heb vooral ingezien dat het inspiratie was. In mij zit een maker. Ik kon alleen maar hopen dat het publiek meewilde en dat is voor een deel ook gebeurd. Maar ik maak geen keuzes in mijn muziek om meer publiek te trekken. Voor mij moet het uit artistieke bron kloppen.
WIM: Heb je het idee dat je publiek je taal meer is gaan omarmen? Ja, dat idee heb ik wel. Mensen die naar een voorstelling komen, weten natuurlijk wel al dat het in het Fries is. Mensen die daar niks mee hebben, die komen ook niet. Dat was al het geval ten tijde van de Friese fado. Mensen waren positief verrast. We kregen dat op Oerol ook veel terug, mensen die erg genoten van de taal terwijl ze de nummers niet letterlijk konden verstaan. Voor de emotie van de muziek maakte dat dus helemaal niet uit. Ik heb wel eerder gezien dat onze muziek mensen ontroerde maar nu waren er mensen die soms niet op konden houden met huilen. Dat heb ik nog nooit zo meegemaakt. Dat is heel erg mooi. De taal is dus geen belemmering om die emotie te raken. Mensen accepteren dat ze het niet verstaan en stellen zich open voor de beleving. Als je het Fries vergelijkt met Spaans of Portugees, dan gaat mensen dat makkelijker af dan wanneer je per se de vergelijkingen zoekt met het Nederlands. Dat heb ik wel vaker gehoord. Ik hoop dat mensen zich meer over gaan geven aan de beleving van die klanken. Ik wil met het Fries ook laten zien hoe rijk we zijn aan talen en dialecten in ons kleine land. Die diversiteit is mooi en als een taal zoals het Fries zoveel als spreektaal nog gebruikt wordt, is het wel van belang dat het ook goed onderwezen wordt. Dat kan nog beter. Dat is wel nodig om de taal levend te houden.
WiM: Als je terugkijkt over je loopbaan tot nu, hoe omschrijf je jezelf dan? Dat vind ik een heel moeilijke vraag. Ik ben toch een singer-songwriter. Dat was wel een ontdekking ook voor mezelf. Eerst dacht ik vooral een uitvoerder te zijn, maar ik ben toch ook een maker, hoe zeer ik daar ook een haat-liefdeverhouding mee heb; ik vind dat ook heel moeilijk. Om nou de soort muziek een naam te geven, tja, dat is wel lastig. Het kan wel helpen. Dat deed het in het begin zeker, de term Friese fado. Dat is wat voor veel mensen is blijven hangen. Zo word ik nog altijd omschreven terwijl dat allang niet meer het geval is. Uit oogpunt van promotie werkt dat, zo’n term. Maar voor mezelf heb ik dat losgelaten. Uiteindelijk moet het genoeg kunnen zijn, hoop ik, als volstaan kan worden met “Dat is Nynke Laverman.” En dat mensen dan weten wat ze dan krijgen. Ik heb wel het idee dat er samenhang zit tussen alles wat ik gedaan heb. Dat wel. Er zit voor mij wel een rode draad in, die melancholie en ja, het Fries.
WIM: Ook wat jullie samen doen, qua keuzes in percussie en dergelijke? Ja, de instrumentatie natuurlijk, Sytze was de eerste muzikant die ik vroeg, dertien jaar geleden. Het is belangrijk dat we ook de beleving van dat album delen. En dat is gelukkig met Geneviève ook het geval. Op Oerol werden we ook als drie-eenheid gezien, niet als zangeres met twee muzikanten. Misschien wel het mooiste compliment dat we hebben gekregen. Sytze en ik willen hetzelfde delen en dat idee had ik ook wel al met Geneviève toen ik haar eerder zag spelen. Ook de rest van het team zit helemaal op zijn plek. Ik geloof dat ik nu wat ouder ben, duidelijker keuzes daarin kan maken en voel of er een klik is. Zoals we dit album gemaakt hebben, voelt het goed te ervaren dat het als muzikale soulmates samen is gemaakt.
We zagen Nynke al live met een voorstelling van Wachter op het Limburgfestival van de zomer. Hoe zeer Nynke erin slaagt met Sytze en Geneviève live gestalte te geven aan Wachter, lees je hier. Wil je de voorstelling van Nynke meemaken, dan is hier een overzicht van de speeldata.
Alle foto’s: Femke Teussink.