×

Artikel

12 augustus 2016

Prog is alleen prog als er prog op staat?

Geschreven door: Marcel Hartenberg

Lang, lang geleden in de tijd dat Pink Floyd, Yes, Genesis en King Crimson gevestigde namen waren en de wereld alleen maar werd vorm gegeven door Roger Dean en Storm Thorgerson, was je geen wandelende uitzondering als je je bekende tot de progressieve rock. De punk kwam en veegde de aardbol schoon van alle uitgesponnen composities, teksten zonder begin, midden en eind en eindeloos en oeverloos gepiel door zeer vaardige muzikanten die, zo leek het, vooral hun kunnen wilden etaleren. Het publiek omarmde de grondige opschoning van het muzikale spectrum en het einde van prog leek een feit.

Pink Floyd ging een intense onderlinge strijd aan over het gebruik van juist die naam, Yes toonden zich collectief Owner Of A Lonely Heart, Genesis liet de wereld weten niet te kunnen dansen met het poppy I Can’t Dance en de bijpassende ganzenpas van de mannen en King Crimson verdween van de radar. Maar, te midden van al die ontwikkelingen, bleef de kiem van de progressieve rock in leven. En in het Engelse Aylesbury ontstond aan het eind van de jaren Zeventig Marillion terwijl ook op andere plekken jonge scheuten aan de progstruik ontloken in de vorm van Twelfth Night, Pallas, Pendragon en IQMarillion bleek het meest succesvol in commerciële zin en leek, in de ogen van velen, zeker ook onder de fanatieke aanhang, gedoemd toen publiekslieveling en frontman Fish na de tour ter gelegenheid van het album Clutching At Straws de band verliet. Niets was minder waar en, voor diegenen die open van geest en oren waren, waren er twee nieuwe acts om te volgen: Fish als solo-artiest en Marillion met de jonge hond Steve Hogarth op zang. Het waren de jaren Tachtig van de vorige eeuw en de neo-prog was geboren.

De neo-prog was een periode van opleving voor progressieve rock. Opeens was er weer aandacht voor de muziek zoals de grondleggers van het genre die ooit maakten. Tegelijk betekende dit dat experimenteerdrift  beperkt was. Goed, een band als Twelfth Night durfde pop en new wave elementen in de muziek te omvatten, maar veel bands bewogen zich, hoe gevarieerd de muziek soms ook mocht zijn, binnen gekende paden. De komst van grunge, de opleving van stevige metal, ontwikkelingen in de elektronische muziek, in dance brachten pas in de jaren ’90 en ’00 meer en meer progressie terug in de muziek. Daar kan je zeker recent ook moderne jazz aan toevoegen.

Nu, vele jaren later, is het 2016. Tijd om eens de vinger aan de pols te houden. Wat valt er te zeggen over progressieve rock? Bestaat het nog? En zo ja, hoe klinkt het dan?In feite kun je zeggen dat eventuele eerdere begrenzingen zoals die in de jaren Zeventig er misschien duidelijker waren, alhoewel ook bands als Gong en Van Der Graaf Generator buiten gebaande paden musiceerden, steeds meer overschreden worden. Niet zelden wordt Muse omschreven als exponent van de progressieve rock. Of je dat ook zo ervaart? Dat is aan jou.

IamthemorningProgressieve rock, of prog kortweg, wordt nog steeds gemaakt. Het is hartstikke levend en laat zich in meerdere verschijningsvormen horen. Op meer plaatsen dan je denkt kom je het tegen in het muzikale landschap. De bands, artiesten en de muziek zijn niet zo stoffig als je misschien denkt; soms kun je de muziek zelfs gepast urgent noemen. En het spectrum waar binnen de muziek zich beweegt is kleurrijk en zeer wijd uiteenlopend. Belangrijkste kenmerken zijn misschien vooral afwisseling, aandacht voor ritme en, zeker tempowisselingen, avontuur en beleving van melodie. Het is mooi meegenomen als de individuele muzikanten experts zijn op hun instrument, maar het is zeker niet zo dat elke act zich daarop laat voorstaan. HakenWe nemen eens de proef op de som en doen een greep uit de eerder dit jaar verschenen prog albums. Daarbij is de keus gevallen op de Britse bands Frost*, Big Big Train, Haken en  Knifeworld, het Amerikaanse Redemption, het Russische Iamthemorning en het Cubaanse Anima Mundi.

Hoe modern wil je je prog hebben? Dat is een vraag die de Britse band Frost* niet alleen zelf stelt maar met hun muziek ook beantwoordt. Waar Jem Godfrey, zanger en toetsenist, een loopbaan heeft als liedjesschrijver en producer van popmuziek, weet hij die invloeden ook mee te nemen op het derde album van zijn band. Alleskunner, zanger en gitarist John Mitchell die we ook kennen van Arena, It Bites, Kino en die vorig jaar als Lonely Robot zijn eerste solo album uitbracht, is zijn rechterhand op Falling Satellites. Nathan King, van Level 42 faam, verzorgt de baspartijen en Craig Blundell, bekend van Steven Wilson drumt. Waar het album rustig opent met First Day, heb je binnen twee minuten het idee dat je in een prog tgv bent gestapt die niet stopt voor je met hoge snelheid over een muzikale achtbaan bent gegaan. Gevoel voor pop, de groove van The Police uit hun Synchronicity tijd in Numbers, dubstep in  Towerblock dat bijzonder verrassend is en een ware suite van meer dan 30 minuten die laat horen dat Frost* zeer kleurrijk te werk gaat. Vergeet overigens ook het fraaie Lights Out niet waar Jem de zang deelt met Tori Beaumont. Het gezelschap beheerst de instrumenten meer dan slechts aardig. En dat hoor je. De landing aan het eind van het album is overigens met een rustig nummer; het album brengt de luisteraar gewoon weer thuis.

Big Big Train Real World

Big Big Train, eveneens Brits, is different koek. Met aan boord Dave Gregory, eens de gitarist van XTC, de van Spock’s Beard bekende Nick D’Virgilio op drums, percussie en zang, David Longdon op zang (een stem die onwillekeurig het midden houdt tussen die van Peter Gabriel en die van Phil Collins) , mandoline, gitaar, percussie en dwarsfluit, Greg Spawton op bas, zang en toetsen, Andy Poole op gitaar, zang, mandoline en toetsen, Rikard Sjöblom op gitaar, toetsen, accordeon en zang, Danny Manners op toetsen en contrabas en Rachel Hall op viool, viola, cello en zang weet het octet een heel eigen geluid neer te zetten. Inclusief de stem van David die in het geheel van het geluid vooral als David Longdon klinkt; zonder dat enige vergelijking zich verder opdringt. Big Big Train viert de geschiedenis van Groot-Brittannië en doet dat nostalgisch met teksten over vervlogen tijden. Steeds warme bespiegelingen in verhalen en muziek die fraai getoonzet is.  Daarbij kiezen ze niet voor een standaard geluid. Meer dan eens zet de band blazers in en dat maakt het geluid van Big Big Train apart. Denk niet teveel aan Van Der Graaf Generator maar laat je eens verrassen door het album te draaien. Soms krijg je het idee dat je naar Jethro Tull luistert, maar dan neemt de muziek een moderne draai en hoor je een heel eigen folky geluid.  Of je nu het album opzet bij het openings- en titelnummer, het illustratieve London Plane of, bij Winkie, het verhaal van de duif die een Britse vliegtuigbemanning in de Tweede Wereldoorlog redde, het album heeft een ongekende aantrekkingskracht en zet de verhalende aspecten neer met een zeer eigentijds  geluid. De verruiming naar acht mensen heeft de muziek nog meer aan zeggingskracht doen groeien.

Het mengen van progressieve rock met stevige metal invloeden is ook alweer enige tijd gemeengoed. Het Amerikaanse Dream Theater bouwde dat uit tot een welhaast eigen vorm waarin de mannen op hun instrumenten allen meester zijn. De virtuositeit spat er bij de band vanaf. Alleen gaat het demonstreren van het talent, zo lijkt het, nog wel eens ten koste van de songs. Het eveneens Amerikaanse Redemption weet zichzelf in muzikale egotripperij veel meer te beheersen, luister maar eens naar hun laatste  album The Art Of Loss. De band en met name grondlegger Nick van Dyk kampt al jaren met allerlei gezondheidsproblemen en toch weten zij al zes albums lang te fascineren. Hoewel het album in vergelijking met de eerder beschreven twee albums in stevigheid duidelijk de bovenliggende partij is, is het zeer afwisselend en zingt Ray Alder (ook bekend van Fates Warning) de sterren van de hemel. De band levert een sterke combinatie van progressieve rock met neoklassiek gitaarwerk van uiteenlopende gastgitaristen.  Slouching Towards Betlehem is een fraai voorbeeld daarvan. Met hun versie van Love Reign O’er Me (The Who) laat de band horen ook thuis te zijn in classic rock, met onovertroffen zang van Ray en van Jon Bush van Armored Saint. Het album wordt afgesloten met een nummer van 22 minuten, At Day’s End. Een zeer mooi slotnummer. En dan te bedenken dat Ray ook nog het nieuwe album van Fates Warning met verve heeft ingezongen.

Haken, uit het Verenigd Koninkrijk, begeeft zich eveneens op het vlak van progressieve metal. Of metal? Op hun vierde volledige album hebben de mannen zich laten inspireren door de jaren Tachtig en progressieve muziek uit die periode. De Yes ten tijde van de al eerder genoemde hit, Toto ten tijde van het succesalbum IV en zowel Saga en Rush uit diezelfde periode. Luister maar eens naar 1985. Het is niet alleen jaren ’80 wat de klok slaat. De band tourde ten tijden van het vorige album met het beduidend stevigere Leprous en die stevigheid horen we ook terug in de nummers op dit album. Sterker, de zanger van Leprous levert vocale bijdragen aan het album. Het album is zeer afwisselend geworden. De muzikanten komen bijzonder goed uit de verf in negen nummers met veel diversiteit en vooral ook groove.  Het intro van The Architect laat dat goed horen. Toch wordt in dat intro al duidelijk dat de band meer dan Dream Theater kiest voor melodie.  Daarnaast laat het album de veelzijdige stem van Ross Jennings in optima forma horen. Hoogtepuntje op progvlak voor 2016.

Knifeworld

And now for something completely different… Die befaamde slogan uit Monty Python’s Flying Circus is in meerdere opzichten van toepassing op het Britse Knifeworld. De band is het geesteskind van Kavus Torabi. De huidige prog scene kent meerdere mensen die veel activiteiten tegelijk ontplooien en Kavus is er daar een van. Lid van Gong, van voorheen The Cardiacs, tourlid voor The Mediaeval Babes en ga zo maar door. Knifeworld maakt muziek die niet licht is te categoriseren en juist dat ook is waar Kavus zijn zinnen op zet. Als zijn muziek al een omschrijving verdient, is dat vooral psychedelisch. Voor hem zit dat vooral in het effect dat zijn muziek op mensen kan hebben: die laat je psychedelisch voelen. Het nieuwe album van de band combineert pop met psychedelica, dan zijn er weer heavier stukken, dan klinken de saxofoons je om de horen en/of de fagot. Het album is in korte tijd opgenomen en je hoort de frisse ongepolijstheid van de muziek. Het album is verrassend en daagt uit en, als je avontuurlijk bent ingesteld, is het zeker de moeite waard om eens nader naar het album te luisteren. Of je nu de pop van High Aflame omarmt of de veronderstelde meezinger I Must Set Fire To Your Portrait gaaf vindt, variatie is op het album in grote getale te vinden.

Weer anders is het album van het Russische Iamthemorning. Gleb Kolyadin is de klassiek geschoolde pianist die met het geluid van zijn vleugel de ruggengraat vormt van het duo. De fraaie stem die hem vergezelt is die van Marjana Semkina. De twee krijgen gezelschap van verschillende gasten en daarbij zijn Colin Edwin op bas en Gavin Harrison op drums inmiddels zowat vaste waarden geworden. Het is knap hoe het duo het album vorm heeft gegeven. Er zijn stevigere passages naast rustige stukken. De sfeer van de muziek doet meer dan eens denken aan Clannad of aan Kate Bush. Dat laatste komt ook door de stem van Marjana die al net zo’n zuiverheid heeft als de frêle Britse zangeres. Het album koppelt klassieke invloeden aan delen die beduidend meer rock in zich dragen. Wat vooral opvalt, is de sfeer waarmee het album aantrekt. In de beschrijving van een zich ontwikkelende geestesziekte blijft de muziek steeds een rustig ankerpunt. Sereniteit terwijl het bepaald niet goed gaat met de hoofdpersoon. Een album om in te verdrinken zo mooi. Gleb en Marjana hebben een prachtalbum afgeleverd.

Van Rusland naar Cuba was ooit in ideologische zin een kleine stap. Tegelijk, om als progressieve rockband vanuit Cuba een wekenlange tour te ondernemen in Europa, dat is zeker wel een grote stap te noemen. Anima Mundi deed dat, met verve en rondde die tour af met een vurig optreden op het Night Of The Progfestival aan de Loreley in Duitsland, zeg maar, een hoogmis op het gebied van progressieve rock. Met de muziek van Anima Mundi kom je weer wat meer uit bij de bands van weleer, de groten van de prog. Invloeden van Pink Floyd, Yes en Genesis? Die zijn de band niet vreemd. Ze maken, weliswaar beïnvloed door die groten, op geheel eigen wijze progressieve rock. Als je je bedenkt dat dit muziek is met fraai, diep rakend en gevoelig gitaarspel van Roberto Diaz, de prachtig uitwaaierende toetsenpartijen van Virgina Peraza en bevlogen zang, dan doemen de jaren Zeventig zo  voor je op. De muziek beweegt, als een meanderende rivier en heeft daarmee zijn eigen charme, zeer zeker, luister gerust naar openingsnummer The Chimney, The Wheel And The War, naar Somewhere of naar het fraaie Train To Future. Anima Mundi laat horen dat kwalitatief goede prog niet gebonden is aan de bakermat  van deze muzieksoort, maar juist overal gespeeld kan worden. I Me Myself zet een nieuwe standaard voor prog tussen toen en nu in.

Een diversiteit aan prog uit zomaar een greep van de albums van dit jaar. En meerdere prog festivals die zowat als paddestoelen, niet per se noodzakelijk om de muziek te genieten, uit de grond schieten. In de Verenigde Staten, Spanje, Groot-Brittannië, Frankrijk, België, Duitsland en ook in Nederland, waar eigenlijk niet, leeft de prog. Er is veel moois te beluisteren en er komt nog meer. Zo verdient het album van Jon Anderson met Roine Stolt aandacht, het album dat Damian Wilson met Headspace opnam en natuurlijk ook straks het nieuwe album van Marillion. Er hoeft niet per se de sticker prog aan te kleven. Hoe open staan prog liefhebbers bijvoorbeeld voor bands als Go Go Penguin, Jungle By Night of Snarky Puppy? Zoals Kavus Torabi al zei: het gaat om wat de muziek met je doet. En, als de muziek je prikkelt, je een muzikaal verhaal vertelt, of juist instrumentaal je meeneemt naar een andere wereld met steeds ook aandacht voor de emotie van de muziek, dan heeft de artiest de spijker op de kop geslagen. Dat is in 2016 een aantal keren dus al erg goed gelukt. Laten we de vaak onnavolgbare muziek maar eens blijven volgen.

Foto’s: Simon Hogg