×

Artikel

26 oktober 2016

Lou Reed

Lou Reed: van The Velvet Underground naar Transformer

Geschreven door: Edwin Hofman

Nadat Lou Reed in de zomer van 1970 The Velvet Underground had verlaten ging hij weer bij zijn ouders in Long Island wonen. Dat was opvallend te noemen, aangezien Reed een moeilijke jeugd had gehad, een periode waarin hij herhaaldelijk tegen het middenklasse-conservatisme van zijn vader, accountant, was opgelopen. De problemen waren destijds zo groot geweest dat de jonge en dwarsliggende Lou in 1959 en 1960 een aantal malen door een arts aan elektroshocks was onderworpen. In 1970 was de frictie tussen Lou Reed en zijn ouders een stuk minder en er leek zelfs even sprake van een rol voor Lou in het familiebedrijf. Verder dan een typediploma kwam het echter niet. De muziek bleef roepen.

In het voorjaar van 1972 begon de solocarrière van Lou Reed pas echt, zij het aarzelend. In de studio, bij de opnamen voor zijn debuutalbum voor RCA, liet hij zich begeleiden door een groep ervaren sessiemuzikanten (waaronder vreemd genoeg Rick Wakeman en Steve Howe van Yes) maar van een sterke chemie was geen sprake. Live werd Reed terzijde gestaan door The Tots, een nuttige groep voor dat moment maar ook hier was er geen sterke band tussen frontman en begeleiders.

Het titelloze debuutalbum van Lou Reed straalde nog weinig zelfvertrouwen en overtuiging uit, al was het geen onaardige plaat. De muzikale begeleiding was degelijk maar de songs hadden nog niet echt een ziel. Bovendien was het geluid van de plaat ook niet om enthousiast over naar huis te schrijven. Het album was opgenomen in december 1971 en januari 1972 en kostte RCA een flinke hoop geld. Het meeste materiaal had overigens al in 1970 gestalte gekregen, tijdens de sessie voor het verdienstelijke laatste Velvet Underground-met Lou Reed-album Loaded. De meeste songs die Reed destijds had aangedragen haalden de selectie voor Loaded niet en vijf tracks kwamen uiteindelijk in een nieuwe versie op Lou Reed terecht.

Walk And Talk It, een stampende rock-‘n-roll-song vol branie werd de single. Het akoestisch getinte Love Makes You Feel was een stuk zachtaardiger, hoewel de herhaaldelijk getrokken conclusie ‘Love makes you feel ten feet tall’ vergezeld ging van noeste drums en scherp gitaarwerk. Ook het lekker groovende Ride Into The Sun profiteerde van pittige drums en gitaren. I Love You was een aardige lovesong (‘At least for now, I love you’) met geraffineerd gitaarwerk. Op het gezwollen Oceans, (te) vol van ideeën, wist Lou Reed de originele demo van The Velvet Underground minder goed naar de kroon te steken.

De door Lou Reed en Richard Robinson (RCA) geproduceerde plaat werd in een opvallende hoes gestoken. Het ontwerp was van Tom Adams, die onder meer soortgelijke voorkanten voor detectiveromans van Raymond Chandler en Agatha Christie had ontworpen. Het zou later overigens een van de weinige Lou Reed-hoezen blijken te zijn waar Reed zelf niet op afgebeeld stond.

Hoewel dus bepaald geen meesterwerk was Lou Reed best een genietbare plaat. I Can’t Stand It was de garagerockende andere single, ook al een track uit de Velvet-periode maar hier in een puike versie te horen. En van de nieuwe songs was Wild Child een hoogtepunt. Op deze even brutaal als ontspannen klinkende track passeerde Reeds latere vrouw, Bettye Kronstad, nog even de revue. Going Down bood fijne ‘country soul’ met pakkende hooks en een fijn koortje en Berlin, over gedoemde geliefden, zou in 1973 nog een reprise kennen op Lou Reeds gelijknamige album.

Lou Reed verkocht bijzonder teleurstellend aan het begin van 1972. De eerste weken werden er nog geen 10.000 exemplaren van verkocht. Uiteindelijk zou de plaat op de 189e plaats in de Amerikaanse album charts uitkomen. Hoewel The Velvet Underground bepaald geen wagonladingen platen had weggezet in hun actieve jaren was dit toch wel erg teleurstellend. Het was ook al vrij snel duidelijk dat Lou Reed zich niet al te veel betrokken voelde bij zijn debuutalbum: tijdens de releaseparty was hij afwezig. Die avond stond Reed met John Cale en Nico in Le Bataclan in Parijs en een half jaar later had hij alweer een nieuw plaat klaar: Transformer. Die release zou van Lou Reed een echte beroemdheid maken.

Transformer werd opgenomen in de zomer van 1972. De productie van het album was in handen van David Bowie, die net met de succesplaat The Rise and Fall of Ziggy Stardust and the Spiders from Mars het poplandschap voor altijd had veranderd. Ook Mick Ronson, Bowie’s gitarist, speelde een grote rol bij de totstandkoming van Transformer, als producer en gitarist. Met dit duo in de studio moest er volgens RCA toch weinig mis kunnen gaan. Bowie had zijn waardering voor Lou Reed bepaald niet onder stoelen of banken gestoken, getuige onder meer de song Queen Bitch op het album Hunky Dory (1971) (‘Some Velvet Underground, White Light, returned with thanks’) en Reed, hoewel vijf jaar ouder, realiseerde zich dat hij nog wel het een en ander van Bowie (en Ronson) kon leren.

Opvallende, soms confronterende teksten, monotonie en een liefde voor doo wop, pop en r&b uit de jaren vijftig; dat waren de voornaamste ingrediënten die Transformer zijn unieke karakter gaven. Lou Reed haalde zijn inspiratie voor een groot deel uit de kring van artiesten en ‘demi-monde’ rondom Andy Warhol. Hoewel hij zich inmiddels in Engeland had gevestigd, was New York nooit ver weg. Het was een onmiskenbaar onderdeel van zijn identiteit, of hij het nu leuk vond of niet.

De singles die van Transformer werden getrokken waren allen ijzersterk: er was het strakke Vicious, met Mick Ronsons zaaggitaar (‘Hey, why don’t you swallow razor blades’) en het uit 1970 daterende Satellite Of Love, een prachtsong over jaloezie met opvallende backing vocals van Bowie. De markante baslijn van Herbie Flowers, de sensuele saxofoon en de weinig verhullende tekst over travestie en prostitutie maakten van Walk On The Wild Side een even verrassende als onontkoombare klassieker. En dan was er nog het lome, fraaie Perfect Day – in feite ‘a walk on the mild side’. Een track met een grote eeuwigheidswaarde.

Satellite Of Love was niet de enige song die al even op de plank had gelegen. Een aantal tracks op Transformer had Reed al geschreven voor een Broadway show die nooit doorgang zou vinden. En hij had Walk On The Wild Side deels gebaseerd op Nelson Algrens roman A Walk On The Wilde Side uit 1956. Toch betekende Transformer in veel opzichten een nieuwe start voor Lou Reed, niet in het minst door de hoorbaar vruchtbare samenwerking met David Bowie en Mick Ronson. Reed durfde ook wat zijsprongen toe te laten, getuige het ogenschijnlijk luchtige New York Telephone Conversation (‘Just a New York conversation / gossip all of the time / Did you hear who did what to whom / happens all the time). Door de regels heen was de eenzaamheid echter merkbaar. Dat gold ook voor het bitterzoete Goodnight Ladies waarop Herbie Flowers zelfs de tuba ter hand nam. Niets is wat het lijkt, leek Reed te willen aangeven. Er is altijd een schaduwkant.

Transformer maakte van Lou Reed definitief een beroemdheid. De plaat bereikte de 29e plaats in de Billboard 200 en de 13e plaats in de UK Albums Chart. Het leverde Reed later in Engeland een platina plaat op. En met Walk On The Wild Side tikte hij bovendien de top 10 van de UK Singles Chart aan. Gezien de gedurfde thematiek van Transformer – en Walk On The Wild Side in het bijzonder – waren deze cijfers des te opvallender. Het maakte van Lou Reed en David Bowie definitief grensverleggende sterren.