Jazzahead – Slag van Bremen weer geslagen
De slag van Bremen 2012 is weer geslagen (voor programma zie ook Written In Music). In het jaarbeurs- gebouw en rond de Schlachthof. Nog steeds staan in Bremen alle seinen op groei. Je zou kunnen zeggen: groei is als genoeg mensen erin geloven, het voldoende in elkaar grijpt, de ene investering op tijd de andere uitlokt en het niet te veel productiviteit wegvloeit. Het is dus een kwestie van mentaliteit, inzet en voldoende structurele en materiële randvoorwaarden.
Het volgende verslag van de slag van Bremen 2012 heeft twee delen: deel 1 gaat over HET KRACHTEN- VELD en deel 2 gaat over DE AWARDS, DE MUZIEK EN DE AMBIANCE.
Vooraf: op de dag van het verschijnen van dit artikel is het International Jazz Day. International Jazz Day werd door UNESCO-ambassadeur Herbie Hancock geïnitieerd en moet een jaarlijks op 30 april terugkerend event worden. De dag wordt in Parijs, New Orleans en New York met uitgebreide programma’s gevierd waar vooral ook de maatschappelijke kanten van jazzmuziek de nodige aandacht krijgen.
DEEL 1 – KRACHTENVELD
Meer met weinig
De mensen (musici enz.) die naar Bremen komen, om te exposeren, te netwerken en deals op gang te brengen, te sluiten zullen erin geloven. Als beurs en muzikale showplace is Bremen ook dit jaar weer verder geëxpandeerd. D.w.z. ook zeggen wederom meer bands uit meer landen in showcases en dat betekent ook tegelijk meer exposanten en standhouders vice versa. In cijfers: 503 exposanten uit 31 landen waaronder nieuwcomers als Croatië en Azerbeidzjan en meer dan 2250 professionele deelnemers. Bij showcases en concertprogramma 7000 bezoekers plus nog een keer 4000 bezoekers in de clubnight van zaterdag (verdeeld over 17 podia in de stad). Dus alle deelnemende musici konden zich verheugen op indrukwekkende toeloop en aandacht. Wederom een aanzienlijke groei (van meer dan 20%) op nagenoeg alle fronten. Dit opzetten en van A t/m Z in goede banen leiden en houden is voor het verhoudingsgewijs kleine verantwoordelijke team een enorme klus. Belangrijk daarbij is blijvende ruggensteun vanuit de stad en de beurs alsmede het veld en last but not least het nodige vertrouwen in de krachten der zelfregulatie.
Commercieel
Steeds meer musici moeten een tegenwoordig niet meegroeiende taart delen. Je hebt een groot aantal grote en kleine festivals en de podia maar de speelmogelijkheden nemen eerder af dan toe. Vooral wat de mogelijkheid betreft op het podium muzikaal te ontwikkelen, is het steeds slechter gesteld. Je hoort het uit alle landen en van veel musici (maar zie ook Good-Practice-voorbeeld van de deelstaat Baden Württemberg in Duitsland). Je moet de markt met een reeds goed ontwikkeld product betreden en dat dan – met de nodige reclamemiddelen – aan de man/vrouw brengen. De professionele marketing als remedie is al langer geen onschuldige functionele tussenschakel tussen musicus, muziek en publiek meer maar inmiddels een stevige eigen tussenwereld met haar eigen regels en wetten. Bekend verschijnsel in de jazzwereld: na aftrek van alle kosten die deze tussenwereld veroorzaakt, houdt de muzikant van alle specialisten het minste eraan over. In principe kan dat nog altijd veel zijn maar dat geldt maar voor een klein aantal musici. Die hebben dan mazzel of goede ellebogens.
Hoe dan ook, het samenspel in de trits musicus – intermediairen, podia en publiek is complex en bewerke- lijk. Podia/festivals hadden daarin tot nu toe een machtige sleutelrol maar zij staan inmiddels behoorlijk onder druk, zijn voorzichtiger (of zelfs bang) hun nek uit te steken. Hun spelruimte lijkt kleiner geworden. Maar gaat het simpelweg om minder, kleiner, bescheidener? Zo simpel lijkt het niet te liggen. Alles blijft volgens bepaalde wetten en waarnemingswijzen doordraaien, men ziet zich genoodzaakt tijdens de razende, steeds razender rit volgens de nieuwste trendgegevens om te bouwen (updaten) en daarbij zou je snel vermalen kunnen worden. Oude idealen zijn heel duur geworden en bij het redden daarvan zijn idealen en drijvende krachten onderhands ingrijpend veranderd.
Filter- en selectieprocessen
Welke musici en welke muziek boven komt drijven is het gevolg van complexere filter- en selectieprocessen waarin ook zelfversterkende krachten een aanzienlijke rol spelen. Er wordt met aannamen over feitelijke toestroom en wensen van het publiek gewerkt waardoor vanzelf een bepaalde standardisering inclusief herhaling en vervlakking optreedt. Het European Jazz Network (EJN) probeert daar enig tegenwicht in op te bouwen, het dichtslibben tegen te gaan door nieuwe avontuurlijke programmering van festivals eruit te lichten en met prijzen te belonen (zie ook onder ‘Awards’). Uiteindelijk worden binding, complicité en verwachting van het publiek ook weer door de kwaliteit, samenstelling en dosering van het aanbod bepaald. De slag om het publiek is in een wereld met een overmaat aan tijdverdrijf en afleiding de grootste uitdaging voor de jazz als culturele en artistieke niche. Het is duidelijk dat een al of niet bloeiend (zomer)festival- landschap daarvoor in the long run niet voldoende is. De slag om het publiek zal de komende jaren meer aandacht en creativiteit vergen – te meer nu het publiek op veel plekken niet langer door de subsidiërende overheid bedient wordt maar zelf initiatieven moet nemen, zich moet engageren en dat mee moet creëren wat men graag wil zien en horen.
Good Practice en Coöperatie aanpak
Een van de antwoorden van de Jazzahead op de uitdagingen bij organiseren van het jazzgebeuren en het aantrekken/betrekken van publiek waren dit jaar vooral twee onderdelen, de Good-Practice- en de Coöperatie-aanpak aanpak. Bij Good-Practice werden gelukte en functionerende voorbeelden uit de praktijk belicht en bediscussieëerd. Bij de Coöperatie-aanpak ging het om de praktische organisatie en verdieping van bilaterale en multilaterale Europese uitwisselings- programma’s. Het bleek dat hier nog veel te doen is, zowel in de zin van het kennis nemen van elkaar als aan wederzijdse coöperatie met elkaar.
Hier blijkt een simpel gegeven werkzaam: zo lang men hier geen kennis van muziek en musici in omringende Europese landen neemt, zal het omgekeerd ook niet of slechts als uitzondering gebeuren. Jazz is in contrast tot de indeling in landen bij de Jazzahead eigenlijk geen nationale kwestie maar eerder een kwestie van regio’s en collectieven (die uiteraard nationaal opgehangen kunnen zijn). Hier ligt ook in eerste instantie de voedingsbasis (én publieksbasis) van de muziek. Hiervoor is ook qua mentaliteit openstelling gewenst (begint al in eigen land trouwens). Uitwisseling biedt niet alleen inspiratie maar ook spiegeling van de eigen muziek(praktijk) – kritische opstelling inbegrepen. In dat opzicht is hier de afgelopen jaren veel verstikt, veel krediet verspeeld en inmiddels zelfs veel verloren gegaan. Wat uiteindelijk tot een onrealistisch of verwrongen (zelf)beeld leidt en niet bepaald de aantrekkelijkheid van de eigen cultuur bevordert. Ook een uitdaging voor de jazzjournalistiek hier!
Heterogene, asynchrone ontwikkelingen
In dit krachtenveld ligt Bremens Jazzahead als paneuropese onder- neming. Opvallend niet alleen de heterogeniteit maar ook de asynchroniciteit van ontwikkelingen in diverse Europese landen. Terwijl in een land als Nederland rigoureus afgebroken wordt, is in Duitsland juist een brede discussie over betere en gerichtere onder- steuning van de jazz gaande (wat nog niet wil zeggen dat die er ook komt). In Italië is men zich naar jarenlange versplintering weer aan het organiseren en de Fransen en Noren gaan stevig door met hun exportbureaus terwijl de Britten met een effectieve combinatie van particuliere en publieke sector steeds meer Britse jazzmusici onder de schijn- werpers brengen. Er is dus niet maar één recept in de bestaande situatie.
Het is dan ook bijna ironisch dat juist de Duitse musici en groepen in de slechtste conditie van meedingen belandden. Het sinds 2006 bestaande vaste programma-onderdeel, de German Jazzmeeting, kon namelijk vanwege het ontbreken van middelen van de centrale Duitse regering voor het eerst niet doorgaan. Duitsland is een federale staat waar de deelstaten het op het gebied van onderwijs en cultuur voor het zeggen hebben en over de middelen beschikken. Er is op muziekgebied geen sterke centrale regie.
De Jazzahead lukte het een vervanging in de vorm van een German Jazz Expo (met verbeterde presentatie-faciliteiten) te organiseren waarvoor uiteindelijk deelnemende musici zelf hoge kosten moesten opbrengen. Dit in tegenstelling tot veel deelnemende musici aan de European Jazzmeeting en andere deelprogramma’s die wel door hun landen in het kader van de export bevorderende middelen gesteund werden.
DEEL 2 – AWARDS, MUZIEK, AMBIANCE
Awards: Skoda, EJN, jazzjournalistiek
Dit jaar werden meteen 4 belangrijke awards toegekend: het jaarlijkse Skoda-award (Siggi Loch), het eerste award van het European Jazz Network (EJN) For Adventurous Programming (12 Points Festival Dublin), het eerste award voor Jazzjournalistiek (H.J. Linke) en het onregelmatig toegekende jazzambassador-award van de Deutsche Jazz Föderation (pianiste Julia Hülsmann).
Vorig jaar ging het jaarlijkse Skoda-Award naar Claude Nobbs. Siggi Loch, labelchef van ACT, hield de laudatio die zich tot een even leerzaam als onderhoudend duet met Nobbs over jazz in het teken van de markt ontwikkelde. De Montreuxiaan Claude Nobbs had in 1967 een goed idee en sloot ook nog een goede deal. Hij richtte met weinig geld een jazzfestival in Montreux op en sloot een verbond met Ahmed en Nesuhi Ertegun, de bazen van Atlantic. Atlantic leverde de artiesten voor het festival en Nobbs werd vertegen- woordiger van Atlantic in Zwitserland. Voor deze deal had je nog geen Jazzahead nodig maar wel een goede keuken en kookkunsten. Atlantic ging op dat moment over in de handen van Warner en later Time Warner. In 1971 werd Siggi Loch (1940) directeur van Warner Germany en later in de jaren 80 Europees directeur van het onderdeel WEA in London. De wegen van Nobbs en Loch kruisten in die dagen regelmatig. Wat lag meer voor de hand dan de Skoda-Award dit jaar aan Loch toe te kennen, het jaar dat zijn onafhanke- lijk jazzlabel ACT 20 jaar bestaat! Opmerkelijk Lochs keuze voor de besteding van het prijzengeld: het gaat in de productie van een plaat met muziek van Count Basie o.l.v. Pete York, ooit drummer van de Spencer Davis Group (met de 17jarige Steve Winwood als zanger) – een historische verbinding van de muzikale terreinen die Loch in zijn carrière bestreken heeft. Loch werkte in de jaren 60 bij Philips Ton met de Spencer Davis Group en Pete York.
Het eerste European Jazz Network Award for Adventurous Programming ging naar het 12 Points Festival in Dublin/Porto. Dit festival, opgezet door Improvised Music Company of Dublin, vervult sinds vijf jaar een broodnodige complementaire functie voor Jazzahead. Het is een echt festival dat bij iedere editie uitsluitend twaalf jonge veelbelovende Europese groepen programmeert en hun zo een podium en internationale exposure biedt. Nederlandse groepen die daar de afgelopen vijf jaar geïntroduceerd zijn: The Ambush Party (2011), Knalpot (2010), Zapp String Quartet (2009), Tineke Postma (2007). Voor jonge groepen uit andere Europese landen zie 12 points. Van de op 12 points gepresenteerde groepen kon je hier de afgelopen jaren zien: Kaja Draksler, Susanna Santos Silva, Phronesis, Donkey Monkey, Marie Kven Brunvol, Albatrosh, Hyperactive Kid, Pascal Schumacher, Dimitar Bodurov en Puma.
Even broodnodig en belangrijk was het instellen van een jaarlijkse prijs voor jazzjournalistiek door de organisatie van de Jazzahead (!) en dit jaar geoutilleerd door de Langner-Stichting uit Hamburg, een duidelijk markerende erkenning van de rol van de journalistiek voor de jazz en een krachtig impuls voor demarginalisering en reprofessionalisering van de jazzjournalistiek. Hiermee werd voor het eerst duidelijk aangegeven dat voor professioneel en kritisch beoefende journalistiek in de trits (of de keten zoals het in het jargon hier heet) musicus – intermediairen, podia – publiek een belangrijke rol weggelegd is. Het award ging aan Hans-Jürgen Linke die jarenlang voor de Frankfurter Rundschau, één van de belangrijke landelijke dagbladen in Duitsland werkte en steeds een pleitbezorger en kritische volger van het jazzgebeuren was en nu in nog hogere mate is. Hij is een door lezers en collega’s hoog gewaardeerde ervaren schrijver die steeds veel oog ook voor het inter- nationale gebeuren op cultuur- en jazzgebied had waaronder Nederlandse ontwikkelingen. Een keuze die zeer brede instemming vond.
Muzikale contouren
Omvang en kwantiteit van de optredens was gigantisch en nauwelijks als geheel te behappen: Spanish Night, German Jazz Expo, Vocal Jazz at Maritim, Overseas Night, European Jazz Meeting, Third Party Showcases, Clubnight, Youngstars – alles op drie avonden en in tweeënhalve dag. Scherpe keuzes waren nodig. Ook met de gekozen uitsnede – zonder de vocal jazz, zonder de Ijslandse en Canadese groepen – zullen hierna een hele reeks namen met zeer korte aanduidingen de revue passeren. Een paar van de musici en groepen zijn al op Written In Music al besproken, anderen zullen nog volgen en een groter aantal is via de Radio-Link direct te beluisteren. Gezien bovengenoemde bezoekersaantallen heeft de lokale bevolking ruim gebruik van het geconcentreerde concertaanbod.
Schlachthofromantik
De Spaanse nacht, de Overzeese nacht en een gedeelte van het Europese jazztreffen spelen zich af in het cultuurcentrum Schlachthof aan de rand van het grote jaarbeurscomplex van Bremen. Het ligt dus dichtbij en is zeer veel kleinschaliger. Het is een betrekkelijk kleine rockzaal met een klein restaurant in de oude toren. De lokale bevolking trekt in grote getale naar de Jazzahead-concerten daar en voor het steeds stijgend aantal professionele bezoekers blijven vooral staanplaatsen aan de rand en in gangen. Zij verzamelen zich dan in de kleine entréhal, meer op de brede toegangstrap buiten en de rest aan de zes of zeven tafels op de voorplaats. Dat bevordert het onderlinge contact ongemeen (zolang men geen last van de avondlijke kou heeft) en zorgt voor goede doorstroom. Daarvan kon dit jaar gezien het nogmaals gestegen aantal deelnemers (zie boven) geen sprake meer zijn. Ook voor persmensen viel er bij de concerten niet meer te werken. Van de losse oude sfeer bij de Schlachthof waar iedereen langskwam, bleef gezien de kou en de stampvolle drukte weinig over. Een Wermutstropfen zoals je in het Duits zegt. Vier of meer uur staan is hoe geestig of melig de gesprekken ook zijn op den duur geen pretje onder deze omstandigheden. Het geheel begint aus den Nähten zu platzen, door plaatsgebrek te verstikken.
Spaanse accenten
Na Turkije vorig jaar was Spanje dit jaar gast- of speerpuntland. Terwijl Turkije vorig jaar de Europese band van Sezen Aksu als publiekstrekker bracht, kwam Spanje dit jaar met Tomatito. In de Spanish Night op het Schlachthof-podium presenteerden zich 5 bands: Alborada met een vrij obligaat flamenco-tribute, Filthy Habits Ensemble met een vaardige uitvoering van Zappa-stukken, Jean Luis Guiterrez 4 met swingende Spaanse latin en tenslotte drie oude rotten van de eerste generatie flamenco-fusion Benavent, Di Geraldo en Pardo met een onberispelijke uitvoering van hun bekend werk. Dead Capo een aardig rock-infused trio, moest afzeggen. Het ging er allemaal zo in maar zinderde en verbaasde nergens. Het kon ook niet bekoren. Jammer!
Europese ruimte
Om mee te beginnen: echte improvisatie-jazz, ruige energy-music, experimentele elektronische muziek en muziek op het snijvlak van eigentijds gecomponeerd en improvisatie waren niet te horen. Wel is het zo dat elementen van alle genoemde varianten inmiddels in de muziek van veel groepen ingebouwd zijn. Uitdagende, edgy spelers als Stian Westerhus van vorig jaar ontbraken. Het ruigst en meest dynamisch kwam de jonge Noors-Deense saxofonist Marius Neset uit de bus wiens groep Golden Xplosion identiek is met het bekende Deens-Zweeds-Engelse trio Phronesis (kortgeleden nog in Bimhuis). Het leverde de groep onmiddellijk een reeks boekingen op.
Neset hoort in een armada van zeer capabele (jonge) blazers die dit jaar op de Jazzahead acte de présence gaven en ten dele al naam hebben gemaakt zoals Francois Corneloup, Daniel Erdmann en Sebastian Gille, Tim Garland van het trio Lighthouse, Eirik Hegdal van het Trondheim Jazzorchestra, Tobias Klein en Gijs Levelt van het Nederlandse Spinifex en Emile Parisien. Ook in het rijtje horen Wolfgang Fuhr van het Duitse Trio 120, Hallvard Godal van het Noorse Fattigfolket, Charlotte Greve van het Duitse Lisbeth Quartet en Pauli Lyytinen van het Finse Defekt en de langgediende Engelse trombonist Dennis Rollins met zijn klassieke Hammond-trio. Het Franse Journal Intime bestaat gelijk uit drie koperblazers: Sylvain Bardiau, trompet, Frederic Gastard, bassaxofoon en Mathias Mahler, trombone. In de versie van het Trondheim Jazzorchestra die in Bremen speelde, zaten allemaal 1A-spelers die ook internationaal reeds behoorlijk naam hebben gemaakt, waaronder trombonist Øyvind Brække (The Source), saxofonist Martin Küchen (Angles Octet) en trompettist Eivind Lønning (Christian Wallumrød Ensemble). Tot de markante karaktervolle groepen met geheel eigen profiel van dit jaar hoort zeker het Trondheim Orchestra dat in diverse bezettingen speelt waaronder Chick Corea en Joshua Redman. Toen Redman de eerste keer met het ensemble speelde, viel zijn mond open. Tot de categorie ‘markant en karaktervol‘ behoren zeker het mooie trio van baritonsaxofonist Corneloup, het ensemble van Parisien en het Nederlandse Spinifex. De vermelding waar is ook een zeer onderhoudende groep, als het Zwitserse Hildegard lernt fliegen. Het is de groep van beatboxing vocalist Andreas Schaerer met wie Anton Goudsmit en de Ploctones begin dit jaar een Nederlandse tour deden. Tot het plaatje horen ook nog drie East-West-ensembles, het Nederlandse Levantasy dat een succesvolle showcase gaf, het Britse Just East en het verdienstelijke Duitse Lebiderya.
Een geval apart is de jonge Amerikaanse klarinettist Oran Etkin die in 2009 Kereni uitbracht, een album met Malinese musici. Met zijn Afro-Judeo muziek en zijn Timbaloo-systeem oogstte hij enorm succes en kreeg er zelfs al een Grammy voor. Hij is één van de uit Israel afkomstige musici die een nieuwe combinatie van Middenoosterse Joodse muziek met Afrikaanse muziek en Afroamerikaanse jazz creëren (zie ook Omer Avital en Yemen Blues). Als innemende podiumpersoonlijkheid had hij in Bremen het publiek op zijn hand ondanks het feit dat zijn gelegenheidsformatie weinig soepel speelde. Etkin, iemand van wie we in de toekomst nog zullen vernemen.
Een geval apart is de jonge Amerikaanse klarinettist Oran Etkin die in 2009 Kereni uitbracht, een album met Malinese musici. Met zijn Afro-Judeo muziek en zijn Timbaloo-systeem oogstte hij enorm succes en kreeg er zelfs al een Grammy voor. Hij is één van de uit Israel afkomstige musici die een nieuwe combinatie van Middenoosterse Joodse muziek met Afrikaanse muziek en Afroamerikaanse jazz creëren (zie ook Omer Avital en Yemen Blues). Als innemende podiumpersoonlijkheid had hij in Bremen het publiek op zijn hand ondanks het feit dat zijn gelegenheidsformatie weinig soepel speelde. Etkin, iemand van wie we in de toekomst nog zullen vernemen.
En dan was er nog een uitstekende reeks (nieuwe) (jonge) pianisten: Malcolm Braff (CH), Carsten Daerr (D), Kit Downes (GB), Kari Ikonen (FI), Omer Klein (D), Livio Minafra (IT), Morten Qvenild (NO), Gwilym Simcock (GB), Jens Thomas (D), Florian Weber (D), de laatste bekend van zijn samenwerking met Eric Vloeimans. Te veel om allemaal te zien, te veel om hier te bespreken (let op toekomstige album-besprekingen op Written In Music).
Het is maar een kwestie hoe, vanuit welk perspectief je naar de geboden muziek kijkt. Vanuit welk leeftijds- en ervaringsperspectief, vanuit een artistiek of zakelijk perspectief, vanuit een Europees of ander perspectief. Het muzikale niveau is doorgaans hoog en er is zekere neiging naar welgevalligheid en een zeker gebrek aan gevoel van urgentie bij wat er muzikaal geboden wordt. Maar het laatste kan misschien in een dergelijke omgeving ook niet werkelijk ontstaan of overkomen. Feit is dat de jongste generatie musici jazz vanuit een andere ervaring en met een ander perspectief benaderd dan oudere generaties die opgegroeid zijn met het banen van een weg voor de jazz. Dat schept een ander soort band ook al zijn er ook nog een heleboel gemeenschappelijke referentiepunten. Vraag is hoe de oude noodzaak zich omzet in een nieuwe noodzaak.
Coda
Het moge duidelijk zijn dat in Bremen in korte tijd veel samenkomt. Het is een bedrijvige agora waar je op het eerste gezicht weinig van de problemen merkt waar het hele veld en veel musici mee kampen. Maar Bremen is ook de plek waar nieuwe ideeën kunnen ontstaan en nieuwe wegen geopend kunnen worden.