William Patrick Corgan
Ogilala
De Rick Rubin-behandeling heeft menig artiest geen windeieren gelegd. Wie zijn naam noemt denkt in eerste instantie echter niet aan zijn werk met Red Hot Chili Peppers, Tom Petty of Jay Z (om er slechts een paar te noemen) maar vooral aan de minimalistisch opgenomen albums van Neil Diamond en met name Johnny Cash. Met William Patrick Corgan, bij de massa beter bekend als Billy Corgan van The Smashing Pumpkins, wordt diezelfde minimalistische route genomen en het levert Corgans beste album in jaren op.
In hoeverre dat aan Rubin is toe te schrijven is natuurlijk nog maar de vraag. De artiest in kwestie moet in en bevlogen bui zijn en dat is Corgan op dit album absoluut. De pianoklanken van opener Zowie kronkelen zich als tentakels om je benen en trekken je in no time het melancholieke nummer in. Corgans onvaste stem laveert er prachtig doorheen. Een wonderschone opener. Processional (waarop voormalig Smashing Pumpkins-collega James Iha meedoet) kent akoestische gitaarbegeleiding maar het is wederom de piano die de sfeer schept en tegen het eind barst het nummer subtiel open. “It’s a long way to get back home”, zingt Corgan en als luisteraar voel je de heimwee de hij bezingt.
Inhoudelijk strooit Corgan met raadsels. Voor zijn tweede solo-album heeft hij zijn statig klinkende geboortenaam aangenomen. Op de cover zie je in Romeinse cijfers zijn geboortedatum staan. Dat doet een autobiografisch geheel vermoeden. Maar tegelijk zie je ook een foto van een native American moeder met haar kind. Dat is allemaal verre van autobiografisch maar sluit inhoudelijk wel aan bij enkele nummers. Weer andere nummers lijken geschreven in een stream of consciousness. Het licht psychedelische The Spaniards bijvoorbeeld, een van de hoogtepunten op het album en in zijn volledige oeuvre, waarin het mantra ‘take me as I am’ blijft hangen. Dit is zo’n nummer waar je bij elke luisterbeurt ondanks de Spartaanse (maar sfeerbepalende) arrangementen steeds weer iets nieuws in ontdekt.
Dat laatste geldt voor meer nummers, die meer blijken dan ze aan de oppervlakte doen vermoeden. Je zou na een vluchtige beluistering kunnen zeggen dat het album muzikaal niet zo heel avontuurlijk is, daar de arrangementen van de liedjes vrijwel overal hetzelfde zijn opgebouwd en het tempo vrijwel overal hetzelfde is. En de wel erg specifieke stem van Corgan is hierdoor tamelijk dominant. Moet je van houden. Bij herhaalde beluistering tonen zich de subtiliteiten en gaat het album leven. Dat vastomlijnde geluid is de kracht van het album, want op het moment dat het even afwijkt (het iets te vrolijke en daardoor olijke Half-Life Of An Autididact) wordt de balans ineens verstoord.
Wat Ogilala op die ene lichte uitglijer na laat horen, is een artiest die de balans weer heeft gevonden. Goed, dat had hij enkele jaren geleden ook wel voor elkaar, maar toen verscholen achter noest gebouwde gitaarmuren die de emotionele impact voorkwamen die Corgan op deze soloplaat met minimale middelen wel op weet te wekken. Zeker in de finale grijpt hij de luisteraar nog eens extra bij de strot, via een emotioneel Mandarynne en een lieflijk Shiloh is afsluiter Archer de mokerslag. Simpelweg een van de mooiste liedjes die Corgan in welke hoedanigheid dan ook (solo, Zwan, Pumpkins) opnam. Een schitterende kroon op een toch al zeer fraai album dat toont dat hier na een carrière van bijna drie decennia nog altijd een artiest aan het werk is om veel rekening mee te houden.
William Patrick Corgan – Ogilala
- Zowie
- Processional
- The Spaniards
- Aeronaut
- The Long Goodbye
- Half-Life of an Autodidact
- Amarinthe
- Antietam
- Mandarynne
- Shiloh
- Archer