The Kinks
Lola Versus Powerman and the Moneygoround, Part One

Samen met The Beatles, Rolling Stones en The Who zijn het vooral the Kinks die de soundtrack van ‘Swingin, London’ in de jaren zestig uittekenden.‘’I’m not like everybody Else’’, zongen Ray en Dave Davies broederlijk in 1966. Ray’s verhaaltjes, voortgestuwd door de lillende gitaariffs van broertje Dave, blijven na ruim een halve eeuw ongeëvenaard en inspirerend voor nieuwe muzikanten generaties.
Naast dat rockende singlegeweld, een cyclus die werd afgesloten met Something Else, engageerde Ray Davies zich in 1968 als kroniekschrijver van een imaginaire Britse samenleving nauw verweven met de traditie van het persoonlijke familieleven op The Kinks Are The Village Green Preservation Society. Een jaar later volgde Arthur Or The Decline And Fall Of The British Empire, een ambitieus opgezette rockopera die helaas enkele weken na Tommy van The Who werd uitgebracht en niet bepaald scoorde.
Donkere wolken pakten zich samen, naast de gebruikelijke broedertwisten en interne strubbelingen in de groep was er nog de strijd met het inhalige management en vergeefse pogingen om aan een wurgcontract te ontsnappen en achterstallige royalties binnen te halen. In 1970 waren het de concerten die de groep nog samenhield. Die moeilijke periode inspireerde de gefrustreerde Davies om aan nieuwe songs te sleutelen die op het laatste werkstuk voor Pye verzeilden.
Lola Versus Powerman and the Moneygoround Part One etaleert een verbitterde visie op het muzikantenbestaan. Voor de studiosessies kocht Ray twee gitaren, een akoestische Martin en een Dobro steel resonator. Het zijn die gitaren die je hoort in Lola, een uit een spontane jam afkomstige song die tot een van de grootste hits van The Kinks uitgroeide en in combinatie met de piano en het orgel van de vijfde Kink John ‘Baptist’ Gosling een meer folkgetinte sound genereerde die een jaar later ook de meesterlijke opvolger Muswell Hillbillies zou kleuren. De energieke punkrocker Powerman was de andere song die al grotendeels uitgewerkt was.
Contenders start rustig met een akoestische intro, vrij vlug wordt het tempo opgevoerd met rauwe gitaar, boogiepiano en bluesy harmonica die het strijdvaardige elan van de jongere generatie tegen corrupte machthebbers ondersteunen. Het bijtende Rats wordt door Dave gedebiteerd in een simplistische rock structuur, de andere door de gitarist aangeleverde song Strangers, een verfijnde ballade, is wellicht een van de sterkste songs van Dave.
Get Back In Line is een Kinks klassieker die geïnspireerd werd door de slotscene van de film On The Waterfront waarin de afgetuigde arbeider terug aan het werk gaat, een metafoor voor Davies verleden in een arbeidersmilieu geconfronteerd met werkloosheid en de situatie van de groep. Bij de hoogtepunten hoort ongetwijfeld het op ragtimeriedel gezette Danmark Street en na een evenmin van ironie gespeende, catchy Top Of The Pops haalt Ray op bedrieglijk optimistische pianotonen nog een uit in een sardonisch The Moneygoround. Het grappige, met zonnige Caraïbische klanken verluchte buitenbeentje is een soort banana song die in navolging van Lola in de hitparade verzeilde.
De langspeler genoot in 1970 helaas minder bijval, geheel onterecht overigens zoals de heruitgave ter gelegenheid van de vijftigste verjaardag in een uitgebreide luxueuze editie nog eens aantoont.