The Jesus Lizard
Rack
Met ware doodsverachting gooit de nu 64-jarige David Yow zich nog altijd even graag laaiende menigtes in, ondanks zijn niet te tellen geheelde botten. Hij verloor intussen wel letterlijk veel van zijn wilde haren, zijn buikje glimt nu opvallend onder de schijnwerpers en de bizarre capriolen als die van toen in zijn blote pikkie, die blijven nu helemaal uit. Maar hij presteert zijn schuimbekkende act nog steeds met evenveel flair en regelmaat, nu drijvend op het zoveelste golfje van de ‘re-enactmentshows’ die The Jesus Lizard sedert 2009 met zijn trouw publiek verbindt…
Laten zij die het geluk hebben hen al wat te kennen het deze keer evenwel maar gerust een gebeurtenis noemen. Jawel, het feit dat deze Amerikaanse noisemakers 26 jaar na datum plotseling als uit het niets uit hun underground weer op de podia opduiken met – groot verschil – nu dan toch een killer van een nieuw album voor hun setlists. Een legendarische adrenalinegroep die je daarmee zomaar ineens terugkatapulteert naar de tijd van hun rauwe, chaotische met Steve Albini zalig gemaakte platen, naar de tijd van hun onvoorspelbare dissonante rechtlijnigheid en de knettergekke zang, waarmee, na en met hen, collega-energievreters als Nirvana zelfs nog iets roder aanliepen.
Zo lijkt na een dracht van vijf jaar, met weer een vierletterwoord in de albumtitel, in elf tracks Rack van The Jesus Lizard haast uit live-energie geboren. Beginnen doen ze onmiddellijk luidruchtig met een razend hoogtepunt propvol hooks, drums, weirde gitaren en manisch gestoord gejammer over een zich misdragende heks: dit explosieve Hide & Seek wordt helemaal op hol gebracht in de kenmerkend stuwende repetitieve Lizard-dreunstijl. Prachtig zo’n opener.
De slepende doomblues van Armistice Day lijken dan ineens zachter, een atypisch nummer, Denison’s aangrijpend kronkelende gitaar gecombineerd met het desolaat wegzingend gelal van Yow. Terwijl die dan weer hevig scanderend tekeer gaat in Grind. Het wordt – wat wil je? – pure opwinding, pure noise, vintage The Jesus Lizard. Wegscheurend op van die gloeiende gitaarsolo’s van Denison en op bedjes van McNeilly’s absoluut monsterlijk drumwerk.
Sinistere mistdampen stijgen op uit What If?, een ongemakkelijk parlando dat het zwartste van The Whispering Sons lijkt op te roepen. Het is vergezeld door de telkens in griezelig arpeggio gaande gitaren van Denison. Het refereert sterk aan zijn exploten in Mike Patton’s Tomahawk.
In het uptempo Lord Godiva, een song over seriemoorden, is een bloeddorstige Yow weer helemaal maf aan zet. Met andermaal zo’n schitterend riffwerk en net zo soleert Sims op zijn bas.
De verslavend strakke baslijn zet dan het keiharde Alexis Feels Sick in de steigers, een dreigend tikkende gitaar voegt sterk in en neemt over. Een gracieus ballet richting de nu over Amerikaans kapitalisme schreeuwende Yow, terwijl de opstijgende gitaren de spanning van de compositie almaar duizelingwekkender doen aanzwellen.
Ook in de brute hooks van rocker Falling Down gaat weer alle eer en glorie naar het pak zich vrijelijk ontladend The Jesus Lizard-kabaal. Terwijl het hoogst energieke Dunning Kruger op overdonderende wijze een staalkaart is van Denison’s uitzonderlijk veelzijdige rockgitaarkunst. En nog zo’n met de vlam in de pijp hardrijdende rocker is Moto(R), een ongepolijst spuiende Yow mee in de regelrechte belegering van de chaos.
Verpletterend melodieus viermansgroepswerk serveren ze in Is That Your Hand?, waarin Yow tijdens zijn profetische crooning de nieuwste mantra “I’m forecasting stupid” mag ophangen.
In de zowel punk als jazzy aandoende zware explosie Swan the Dog kruisen tenslotte voor het laatst de loodzware gitaren de degens, een song vol leven en afwisseling en met ook hier een onwelluidende Yow als uitdagendste janker van dienst.
Rack is kortom, hoe verbazend ook, toch maar de roemrijke terugkeer op plaat van een geniaal The Jesus Lizard. Technisch scheren de vrienden alle vier de top, nergens wordt het belegen, versleten, niks verrafeld, helemaal niets is er ingeboet aan intensiteit en rauwheid. Ze trakteren met dit onverkort sterk materiaal met een overweldigende herbeleving van de pure drive en chaos die ze in hun hoogdagen etaleerden met hun ‘vijfde beatle’ Steve Albini. Ook in 2024 blijven ze de compromisloze band die resoluut weigert om volwassen te worden. Rack staat daarmee gelijk met van die frisse, zelfs met van de strakste, dampendste rock die er momenteel te krijgen is. Een fascinerend overwinningsalbum dat veel jonge honden hen nog niet rap zullen nadoen. In het jaar van Albini’s overlijden, wat wil een mens dus nog meer als eerbetoon?
Line-up:
David Yow – zang
Duane Denison – gitaar
David Wm. Sims – bas
Mac McNeilly – drums