The Jeffrey Lee Pierce Sessions Project
The Journey Is Long
Jeffrey Lee Pierce was de drijvende kracht achter de legendarische band The Gun Club, de Amerikaanse groep die vooral in de eerste helft van de jaren tachtig flink huishield met een reeks zinderende, donkere platen en intense, confronterende optredens. De band combineerde de energie en agressiviteit van de punk met delta blues, rockabilly, country, jazz en folk. Zanger/gitarist Jeffrey Lee Pierce was een groot fan van Debbie Harry en verfde om die reden zijn haar wit. Een poppy imago had hij echter niet. Pierce zong alsof de duivel hem op de hielen zat en maakte regelmatig de indruk dat hij zijn songs voor de poorten van de hel had weggesleept. Onberekenbaar gedrag, voor een groot deel aangeslingerd door overmatig drank- en drugsgebruik leverde Pierce het imago op van een getormenteerde, dolende ziel die nergens rust zou vinden.
The Gun Club repeteerde niet veel en de concerten konden alle kanten opschieten, van dramatisch tot briljant. Niet zelden opende de groep optredens met een kwartier lawaai, bijvoorbeeld een noise-versie van de jazz-evergreen Strange Fruit. Andere keren confronteerde Pierce het publiek met trompetsolo’s alsof hij een Mexicaanse Miles Davis was. Met Kid Congo Powers (voorheen The Cramps) op gitaar en Patricia Morrison (later Sisters of Mercy) op bas, kende The Gun Club rond 1983 zijn befaamdste samenstelling. De band stond in die periode ook op Pandora’s Music Box, een optreden dat in 1985 op plaat zou worden uitgebracht onder de titel Danse Kalinda Boom.
De albums Fire Of Love, Death Party, Miami en The Las Vegas Story verdienen een plek in alle relevante jaarlijsten van de jaren 1981-1984. Songs als The Fire Of Love, She’s Like Heroin To Me, Walking With The Beast en Sex Beat gelden als undergroundklassiekers. Hoewel The Gun Club vooral geassocieerd wordt met de eerste helft van de tachtiger jaren, bleef het werk van de groep altijd de moeite waard, tot en met Lucky Jim uit 1993. Hierna werd het rustiger rondom Jeffrey Lee Pierce. Tot 31 maart 1996 het bericht kwam dat hij op 37-jarige leeftijd aan een hersenbloeding was overleden.
De afgelopen tien jaar verschenen er reissues van Gun Club-albums en in 2006 vonden een aantal tribute shows plaats. Wat nogmaals bleek was dat The Gun Club een invloedrijke band was geweest; R.E.M, 16 Horsepower, Nick Cave, Gallon Drunk, Mark Lanegan, Noir Désir en White Stripes – om er maar een aantal te noemen – allen waren in meer of mindere mate schatplichtig aan de band van Pierce.
In 2009 verscheen een verzameling bewerkingen en interpretaties van onbekend werk van Jeffrey Lee Pierce onder de noemer We Are Only Riders (The Jeffrey Lee Pierce Sessions Project). Bekende namen als Nick Cave, Debbie Harry, Mick Harvey, Lydia Lunch en Mark Lanegan werkten mee aan het album. De titel van de plaat kwam van Pierce zelf: “The journey is long and we are only riders. Long ago we had committed to our little endeavour and now the task has overwhelmed us, so far that we have simply become axels and sockets in a growing menacing machine.”
Recentelijk verscheen een tweede Session Project-cd: The Journey Is Long. Wederom gaat het om niet eerder uitgebrachte nummers of aanzetten tot nummers van Pierce, liefdevol onder handen genomen door vrienden, bekenden en bewonderaars. Uitzondering is het nummer The Breaking Hands, dat al verscheen op Mother Juno uit 1987 en hier wordt gebracht door Nick Cave samen met Debbie Harry én door het duo Mark Lanegan en Isobel Campbell.
Een aantal malen wordt teruggegrepen op tracks die werden opgenomen in Nederland. Steve Wynn pakt From Death To Texas , ooit in 1992 vastgelegd in de Zeezicht Studio’s te Spaarnwoude, bij de kop. De stevige versie die we hier horen brengt Wynns oude band The Dream Syndicate in herinnering. In My Room van Tex Perkins & Lydia Lunch voert ook terug naar de Zeezicht-sessies van Jeffrey Lee Pierce. City In Pain, de albumopener, werd in 1993 in de steigers gezet in de Haarlemse Bananas Studio en wordt hier gebracht door Nick Cave. Het is een toegankelijke track met viool en jazzy gitaren waar Cave mooi bovenuit torent.
The Journey Is Long is een sfeerrijk en boeiend werkstuk geworden. Het instrumentarium staat garant voor een gevarieerd geluid: de dobro op I’m Going Upstairs van Hugo Race trekt flink de aandacht en County Jail Blues door Cypress Grove valt op door de inzet van e-bow en zingende zaag. De track doet wat denken aan Bruce Springsteen. De liefde van Jeffrey Lee Pierce voor ‘oude’ muziek krijgt dus regelmatig ruim baan. Oude rot Mick Harvey (o.a. The Birthday Party en Nick Cave and the Bad Seeds) bespeelt de Fender Rhodes en roept nachtelijke sferen met twee ingetogen ballads: Sonny Boy en St. Mark’s Place.
The Amber Lights, met Kid Mowgli achter de microfoon, komt met The Jungle Book wellicht nog het dichtst bij Jeffrey Lee Pierce. Elders waaiert de muziek verder uit, alhoewel de geest van Pierce nooit ver weg is: Lydia Lunch klinkt als een gevaarlijke, verleidelijke sirene in het golvende The Brink en de muziek van Astro-Unicorn (vernoemd naar een gelegenheidsjazzband van Pierce uit 1985) roept beelden op van Sonic Youth’s Kim Gordon in een warm bad. Afsluiter Ain’t My Problem Baby, van The Jim Jones Revue is onvervalste garagepunk.
Zo passeren 18 werkstukken de revue, 18 persoonlijke interpretaties die een rijk geschakeerd album vormen. The Journey Is Long is met nadruk géén tribute album, zo stellen de makers. Het is geen derderangs cover-cd. Het zijn interpretaties. “We are not the message, merely the messengers; we are only riders”. De desperate zelfkantsfeer van The Gun Club was van een andere orde, maar het zou onjuist zijn om dat twintig, dertig jaar later te gaan kopiëren. The Journey Is Long doet dat dan ook niet en is hierdoor des te interessanter.