Sylvie Kreusch
Comic Trip
“Viens petite fille dans mon comic strip“, wenkte Serge Gainbourg nog in ’67 en al die jaren later voelt het meisje in Sylvie Kreusch zich nog steeds zuiver door de Parijzenaar aangesproken… “Crip! Crap! Shebam! Pow! Plop! Wiz! Vlam! Splatch! Chtuck! Bomp! Humpf! Pfff!“, onomatopeerde hij in zijn sevenmillionstreamer Comic Strip. Met “Paaw! Beng! Kachaaw! Whem! Blem! Boem! Checa! Waaw! Whii! Whoo! Whoo-haa! Whauw!“, dient Sylvie Kreusch hem nu in haar eigen Comic Trip stevig stuiterend van repliek, met al de ‘big bold emotions’ die ze vanuit die magische stripwereld van haar kindertijd ineens weer helemaal voor zich ziet.
Met haar geprezen break-upalbum Mombray had de vurige rode zichzelf, en bij uitbreiding ook haar Walk Walk-stratiertje Kratje, al wereldberoemd gemaakt. Nu acht onze Vlaamse drag queen de tijd gekomen voor iets totaal anders. Waarom geen zuiders aandoende, plezante trip vanuit haar drieëndertigjarige volwassenheid helemaal terug naar die kinderlijke naïviteit en speelse onschuld van toen, naar die fantasievol de ruimte doorschietende superwoman in haar. Want hoe vlug raken volwassenen al die avontuurlijke verbeelding toch wel niet kwijt? In komen dus deze keer vanaf de Franse zuiderzon spontaan sprankelende retropopsongs met frisse songfestivalnamen als Ding Dong en Hocus Pocus, met o.a. een fraaie video van titelsong Comic Trip met kinderen prominent in de hoofdrol.
Het weze daarbij duidelijk, La Kreusch, nu even met de blonde coupe voor de gelegenheid, straalt weer. Wat zit ze tegenwoordig inderdaad weer prima in haar latexvel. Hoe kan het ook anders, een nieuw hoofdstuk in haar privéleven is aangesneden, het Antwerpse nomadenleven beëindigd en een mooi nieuw lief dat zorgt voor licht en wolkjes. Dus een heel stuk minder melancholie en bittere zwartigheid om nog eens suf op door te kauwen. Via pastelroze songs als Sweet Love (Coconut), Ding Dong, over eeuwige trouw, en het sexy Home, over haar Gentse liefdesnestje ‘on the highest floor‘, mogen we dit dan ook allemaal heel aangenaam geweten hebben.
Komt zo het nieuwe album binnen met iets wat van de weeromstuit vooral levendig van toon, kleurrijk en dansbaar is en met die echte drums en al die warme klanken zo bezwerend en repetitief.
Maar geen nood evenwel, ook de etherische arty-Kreusch in extreem vrouwelijke stijl die ook haar Montbray-album zo pakkend en vurig kleurde, de meeslepende songs met het hart op de tong zijn hier niet gelost. Zie haar daar in die dartele Hocus Pocus-video zomaar bezig tegen een achtergrond van Pink Floyd-koeien en kinderstemmetjes. Een flamboyant blonde tovenares, wapperend in zijderood, een en al verleidelijkheid.
Maar in die kindertijd – ook dit weze duidelijk – was het dus blijkbaar ook niet altijd allemaal rozengeur. Neem zo het hoogst persoonlijke Daddy’s Selling Wine in a Burning House, een fluisterende prachtballade die akoestisch komt opwellen in diepdromerige Amatorski-teneur. Kreusch in een walm van sigarettenmist, in een sublieme video wegrennend in een op oneindig draaiend reuzengroot hamsterrad. Omdat ze op de pijnlijke contouren stootte van de onschuldige opsluiting van haar vader na het afbranden van zijn wijnhandel en op de even dramatische scheiding van haar ouders.
In het serene Final Hour dan weer raakt ze bijna verstrikt in de complexiteit van liefde en verwachtingen. Het innerlijke kind is dan wel volop op ons losgelaten,doorheen dat pak artistiek creatieve onbezonnenheid zwemen in de achtergrond ook de geplande verantwoordelijkheden van volwassenen en de verlangens in haar nieuwe persoonlijke leven. Een pep-popliedje op het einde als Can’t Get It Done is er om al het eventueel negatieve in het album mooi mee af te ronden, daar waar ze tegen traumatische pratronen als faalangst tekeergaat met een sixties-onbevangenheid van The Shangri-Las. ‘Wir schaffen das‘, op de wijze van Sylvie Kreusch, ‘I can get it done‘!
Er hangt bovendien onmiskenbaar ook een broeierig sfeertje van hete woestijnlucht en westernprairies over het album, met prachtig harmonicaspel, saloonpiano, Morricone-drums en weids galmende reverb-gitaren. Zo stapt ze in het filmische Ride Away nogmaals Walk Walk-gewijs van de zaken weg. De lonesome cowgirl, als Nancy Sinatra-stoeipoes hypnotiserend croonend in een ijle Lee Hazlewood-countrysong, wat een schitterend opgebouwde soundtrack. Ook Butterfly, Final Hour, Home, Can’t Get It Done en het fraaie Interlude hanteren dit zalig zwevend instrumentarium met jazzy piano en uitdeinende Toots-harmonica.
Net als in het uitstekende Montbray rijdt Sylvie Kreusch dus ook op Comic Trip een muzikaal foutloos parcours. Zij is als een drag bij uitstek weer in haar rol gekropen en, dit allemaal veruiterlijkend in nieuwe flashy looks, brengt ze zo een regelrecht eresaluut aan de vederlichte pop van de sixties. Haar moeilijke tweede wordt daardoor een heel gestileerd art-album vol vindingrijk gemaakte nummers, expressief, vol kinderlijke verwondering en zoete liefde én met uiteindelijk weer heel wat internationale uitstraling.
Lucky Luke trekt in zijn ‘comic strip‘ steevast de zonsondergang tegemoet, in Sylvie Kreusch’ coole westerntrip komt de zon nu pas weer helemaal op.