Squid
Cowards

De uit Brighton afkomstige eigenzinnige postpunkers van Squid zijn het funk freakende buitenbeentje van de scene. Na het hysterische ritmische Bright Green Field debuut en het meer open minded sferische O Monolith vervolg, breekt Squid zich op Cowards als een gespleten persoonlijkheid open. Een schizofreen is nooit alleen en bewapend met de stemmen in zijn hoofd gaat Ollie Judge helemaal los. Dat het muzikaal ook nog eens weer behoorlijk spannend en gedurfd is, is een mooie bijkomstigheid. Squid treedt hiermee in de voetsporen van Radiohead die ook het rockgebeuren achter zich laten en de progressieve rock en free jazz paden bewandelen. Een natuurlijke ontwikkeling die hen scherp en gedreven houdt.
De no wave krautrock single Crispy Skin is te bizar voor woorden, al maken de zinnen van Ollie Judge wel de nodige indruk. De track is tot kannibalisme te herleiden, maar gaat feitelijk nog een aantal stappen verder. We bieden ons als product te koop aan, klaar voor massaconsumptie. Op de sociale media leggen we ons hebben en houden op de publieke pijnbank, waarom dan niet ook ons vlees en bloed op een presenteerbordje aanbieden? Het kwaad waakt over ons en zuigt als een vampier de ziel leeg. Squid zou Squid niet zijn als hier niet nog een aantal theatrale retro wendingen aan werden toegevoegd.
In Building 650 leidt een gids een Amerikaanse seriemoordenaar in het nachtelijke Tokio rond en bezoeken ze de plekken waar zijn vriend het beste toe kan slaan. Het ziekelijke verlangen van toeristen om rampplekken te bezichtigen. Er schuilt in een ieder van ons een stukje van de amicale gestoorde Frank. Sensatieratten en riooltoerisme, we zwelgen in de ellende van anderen. Paranoia is via de achterdeur binnen geslopen en bewoont de schimmelige kelder van onze gedachtegang.

Wat gebeurt er als een sekteleider zijn Messiasgedaante misbruikt en zijn duivelse ideeën loslaat? Wat is de invloed op zijn volgelingen als hij de haat laat regeren en ze tot dood en verderf aanzet? Vertroebeld door drugs en religieuze waanzin laten zij in Blood on the Boulders een spoor van vernieling achter. Het huis waar de aanhangers van Charles Manson een bloedbad aanrichten en onder andere Sharon Tate koelbloedig liquideren, zal tot een heus bedevaartsoord uitgroeien. Nine Inch Nails neemt er zelfs hun Broken EP op. Blood on the Boulders zoekt naar antwoorden die er simpelweg niet zijn. De groovende trance roept een hallucinant en verdovend effect op, de geestelijke toestand waar de moordende groepering op het moment van toeslaan in verkeert. Het heeft exact dezelfde adrenaline als Heroin van Velvet Underground, iets dat eigenlijk meer dan genoeg zegt.
Het vage half uitgeschreven Fieldworks I en de onder druk zijnde tijdsklok van Fieldworks II staan voor de lastige fases tijdens het opnameproces. Fracties en hiaten van songs die telkens terugkomen en het proces afremmen en vervolgens weer inspireren. Haal het maximale uit een band en laat ze net zolang heen klooien tot ze tot een bruikbaar eindresultaat komen. Een gewaagd experiment zonder essentieel doel, het geeft vooral de bruikbare energie weer. Dit levert de complexiteit van het bijna wiskundig uitgewerkte door gitarist Louis Borlase gezongen Cro-Magnon Man funkpower op. De overgangsfase dat het dierlijke instinct zelf leert om te denken en hierna te handelen. Het staat voor de geboorte van de mensheid zoals we deze nu kennen, inclusief alle eigenaardigheden. Het slimste wezen op aarde? Ik dacht het niet.
Het Cowards titelstuk ligt muzikaal erg in de lijn van het post Isaac Wood Black Country, New Road werk, al zouden de woorden ook door de voormalige frontman van die band geschreven kunnen zijn. Gegijzeld door de overheid en als gevolg van de Brexit zijn we amper in staat om het Britse vasteland te ontvluchten. Ook Squid waagt zich aan folk en komt hier verbazend sterk mee weg. Het is de Noorse trompettist Chris Dowding die met zijn melancholische sound de band naar het volgende level stuwt. We claimen in Showtime! onze 15 minutes of fame. Showtime! is tegendraads grillig, broeierig zelfs, met een hoofdrol voor de freakende baspartijen van Laurie Nankivell. Percussionist Zands Duggan dirigeert het logge gevaarte dat als een ouderwetse krautrock locomotief traag krakend op gang komt om vervolgens tot een snelheidsduivel te transformeren.
Squid tekent op het apocalyptische Well Met (Fingers Through the Fence) het uitgemergelde karkas van een afgestorven planeet uit. We schetsen in onze hoofden een surrealistische visie van hoop, waar we ons door dromen en onwaarheden heen laten leiden. De oudheid brokkelt af en er komt niks wezenlijks nieuws voor terug; de belevingswereld wordt steeds kleiner en compacter. Squid cijfert zichzelf bijna onzichtbaar weg, waarna de gastzangers, blazers en het strijkorkest het overnemen. De kunst van het weglaten om in een verrijkende status terecht te komen. De liefdesbaby heeft zich tot een monsterlijk wezen ontplooit, Squid stijgt op Cowards weer eens ver boven zichzelf uit, wat een stelletje geweldenaren zijn het toch.