Rory Gallagher
Blues (Deluxe edition)
In 1969 verscheen het eerste en gelijknamige album van Taste, het trio waarmee Rory zijn naam als gitarist al meteen vestigde. Om stil te staan bij de vijftigste verjaardag van de eerste opnamen van Rory, is er nu een zeer fraaie verzamelaar verschenen. Deze uitvoering verdeelt de nummers over een electric, acoustic en live schijf. Het mooie is dat er veelal gebruik is gemaakt van niet eerder uitgebracht materiaal, zowel niet gebruikte takes voor album opnames, live opnamen en radio- en tv-sessies. Het heerlijke van alle opnames is dat je de dynamiek en rauwheid van Rory erin terughoort, even zeer als de toewijding aan de blues en, niet in de laatste plaats, zijn eigen stijl en grootsheid op dat vlak. Iets waar Rory zelf heel bescheiden in was, in 1991 zag hij zich zelf nog steeds als student en wilde hij vooral mensen inspireren met zijn spel. De grootsheid van Elmore James of Muddy Waters dichtte hij zichzelf niet toe.
De opname van I’m Ready, voor Muddy’s London Sessions album waarin beiden hun gitaar laten spreken, laat je daar zelf over oordelen. Het is heerlijk op dat eerste schijfje te horen hoe zeer Rory de klassieke blues als uitgangspunt nam én dus ook een losheid en rauwheid in zijn spel wilde leggen. De bijna uit de bocht vliegende versie van Bullfrog Blues met een uiterst gedreven band, met op piano een zeer intens spelende Lou Martin, de op stoom zijnde bas van Gerry McAvoy en de stuwende drums van Rod de’Ath. Rory haalt het onderste uit de kan in deze uitvoering en laat je even zeer genieten van zijn spel als van dat van zijn bandleden. Dat gebeurt op die zelfde schijf onder meer ook in tracks als opener Don’t Start Me Talkin’, Nothin’ But The Devil, Tore Down en I Could’ve Had Religion, waar Lou Martin de slaggitaar hanteert. Op de eerste schijf daarnaast een prachtige uitvoering van Tony Joe White’s As The Crow Flies en een bloedmooie versie van Rory’s eigen A Million Miles Away. Je proeft de passie in zijn gitaarspel en hoort het in zijn stem. Zeer fraai hoe de ritmesectie en Lou Martin Rory in dit nummer begeleiden. Om stil van te worden, dit nummer, zo mooi.
De Roryliefhebbers weten het: met een akoestische gitaar in handen wist de sympathieke Ier ook te toveren. Alsof Chicago niet aan de andere kant van de oceaan lag, maar, gewoon, via een van de typisch Ierse landweggetjes, ergens verscholen in het Ierse groen, in de buurt van Cork, Cobh of zijn geboorteplaats Ballyshannon ligt. Wat Rory daarover zelf zei, was dat er overeenkomsten waren tussen de Ierse folkmuziek en de blues. Beide zijn erg zangerig, maken veel gebruik van het buigen van noten, waarbij hij het geluid van doedelzakspel wist te vergelijken met slidegitaarspel. Hij zag daarnaast overeenkomsten in het verhalen vertellen en in de melancholie die in beide verweven zit. Het vertellen van verhalen en zeker met de nodige melancholie, dat hoor je overduidelijk terug op het tweede schijfje. In een groot deel van de nummers hoor je enkel en alleen Rory: op gitaar, zonder en met slide en natuurlijk zijn stem. Heerlijk is al opener Who’s That Coming, outtake van het Tattoo album. Should’ve Learnt My Lesson is mooi onderkoeld maar zeker zo melancholisch. Wat een gave solo speelt hij hier! Op Prison Blues speelt hij samen met Lou Martin, het is een outtake van het Blueprint album: een zeer fraaie versie. Secret Agent dat daarop volgt, heeft van huis uit een sound die meer bij de rock past van de producer van het Calling Card album, Roger Glover, maar die hier vooral laidback en losjes rockend klinkt. Wat daarvoor nodig was? Een heerlijk groovende en slide spelende Rory in een opname voor de Ierse televisie. Het mooie is dat je van dit nummer ook de video op YouTube terug vindt. Als je een beeld wil hebben van Rory in zijn element, is dat een heel treffend voorbeeld. Dit tweede schijfje, juist omdat je Rory veelal alleen aan het werk hoort, brengt zijn bezieling zeer goed over en laat horen hoe de blues in zijn bloed zat. Juist in deze uitvoeringen hoe meesterlijk Rory als gitarist was, hoe dicht op de huid hij bij de oude blues zat en hoe zeer hij verhalen kon vertellen met enkel zijn stem en zijn gitaar. Pistol Slapper Blues, Can’t Be Satisfied en Want Ad Blues laten dat erg fraai horen voor het tweede schijfje afsluit met een prachtige samenwerking met Mark Feltham op mondharmonica en Rory op gitaar en zang in Walkin’ Blues. Het zegt veel over de grote klasse van Rory dat hij juist ook in deze setting je aandacht volledig weet te vangen. Bijzondere aandacht ook voor het slide spel van Rory dat zeer fraai naar voren komt, juist ook in deze akoestische uitvoeringen. Wat een meester was hij daarin. En dat terwijl hij steeds zo ontzettend bescheiden was.
Na de twee schijfjes vol met fraaie studio en akoestische opnames van Rory, is er dan nog een elftal aan live tracks en een interview met Rory over de blues. Opener When My Baby She Left Me is de eerste van drie geweldige opnames uit de Apollo in Glasgow, stammend uit 1982. Rory, Brendan O’Neil op drums en Gerry McAvoy waren die avond meer dan op dreef. Nothin’ But The Devil kreeg een fraaie uitvoering en het vuur van Willie Dixon’s What In The World laat horen dat je de klassiekers meer dan recht kunt doen en de credits voor de muziek juist ook bij hen kunt laten. Dat hoor je ook aan de uitvoering van Muddy Water’s I Wonder Who tijdens een concert waar Mark Feltham het geluid aanvult met zijn mondharmonica. Er is ook een geweldige opname te horen van Messin’ With The Kid; het blijft een genot om deze Junior Wells compositie in handen van Rory en zijn band te horen.
Naast de live uitvoeringen van Rory en zijn band komen er in een aantal nummers gasten voorbij. Mark Feltham en Jack Bruce spelen met Rory en de band Born Under A Bad Sign waarbij Jack ook alle ruimte kreeg om zijn aanwezigheid kracht bij te zetten. Prachtig hoe hier het hele gezelschap samen een gigantische jam van maakte. You Upset Me Baby verscheen eerder op een live album van Albert King. Voor Rory nogal een ervaring, alhoewel hij zeker geen groentje was, was het spelen met King een optreden waar de lat hoog bij lag, terwijl hij zelf liever losser speelde, zoals hij met Muddy Waters deed. Het nummer laat horen dat Rory het er echter zeker niet slecht afbrengt. Mooi om de twee bluesgiganten bij elkaar te horen. Laatste live nummer is Comin’Home Baby waarbij Rory aansluit bij de Chris Barber Band. Fraai gekozen afsluiter van de nummers op het album. En genieten van hoe Chris Barber zijn trombone laat scheuren.
De laatste woorden op het album zijn aan Rory. Hij gaat in delen van interviews op hoe hij de blues ontdekte en zich eigen maakte. Een zeer waardige epiloog van een album dat niet alleen een mooi overzicht presenteert van Rory in zijn vele facetten als bluesgitarist en zanger. Het is een bijzonder mooi eerbetoon geworden aan de Ier die, ook lang na zijn overlijden, met zijn muziek de blues in de harten van liefhebbers over de hele wereld wist te kleuren. Of je nu een liefhebber bent van blues, of dat je John Lennon was die hoog opgaf van de Ier na Rory een keer live te hebben gezien, de Rolling Stones die Rory graag hadden ingelijfd of Brian May, Johnny Marr, Slash en Alex Lifeson die de invloed van Rory op hun muziek tot op de dag van vandaag allemaal duidelijk benoemen: Rory was een hele grote gitarist en dit is een tijdloos document geworden dat Rory tot eer strekt. Met keurig verzorgde liner notes is het daarbij ook nog eens een uiterst verzorgde uitgave.