Mozes & The Firstborn
Dadcore
Mozes & The Firstborn introduceert zichzelf in Nederland alweer bijna zes jaar geleden met de hippie achtige sing along protestsong I Got Skills. Deze jaren zestig pastiche waarbij flink wordt afgekeken bij de singer-songwriters uit die tijd, blijkt totaal niet representatief voor de rest van het debuut te zijn. Deze slackers waarbij het plezier maken de grootste inspiratiebron vormt, maken rammelende gitaarrock welke heerlijk bij de skatecultuur aansluit. Niks aan de hand muziek, beïnvloedt door alles wat er in de familiare platencollectie te plunderen valt. De groei die ze ondertussen doormaken is duidelijk op het derde album Dadcore hoorbaar. Het sterke hoesontwerp roept herinneringen op met het werk van Peter Te Bos van Claw Boys Claw, maar is door de uit Eindhoven afkomstige grafisch kunstenaar Wolf Aartsen gemaakt. Inderdaad de broer van drummer Raven. De moeite waard om hier extra te vermelden.
Wat! Ze gaan toch niet heus de emo lo-fi kant op? Dadcore gaat na het korte unplugged gedeelte gelukkig vrij snel richting de surfpunk op. Nog steeds niet bijster origineel, en lekker schaamteloos alles bij elkaar jattend. Het fun element is nog steeds aanwezig. Vervolgens zoeken ze in het zwaar serieus vragende If I strak de grunge hoek op. Smerig gooien Ernst-Jan van Doorn en zanger Melle Dielesen de nodige gitaarriffs uit de speakers, en laten hierdoor hun muzikaliteit duidelijk gelden. De slidegitaar van Baldy kondigt een alternatief popliedje met een country inslag aan. De meerstemmige achtergrondzang neemt ons mee naar het eerste I Got Skills succes . Nog steeds is dat onbevangen studentikoze gevoel van het debuut aanwezig. Sommige personen willen niet volwassen worden, en dat is maar goed ook. Maar wat zijn ze op muzikaal gegroeid! Heerlijk hoe Raven Aartsen het drumstel in Sad Supermarket Song beheerst. Zelfs als de duistere bas en gitaren invallen laat de drummer zich niet wegspelen.
Vervolgens ben je in de binnenstad van Eindhoven belandt waar een zwerver je in Fly Out kort toezingt. Vervolgens geeft de zomerse beat in het luchtige Blow Up, je dat heerlijke festival gevoel. Daar horen ze thuis, nog meer dan in het clubcircuit. Ga lekker buiten spelen, jongens! De powerpop van Hello is een heerlijke mix tussen de nerdy indiesound en het meer stoere mannen krachtrock. Onverschillig koppelen meerdere muzikale invloeden zich probleenloos aan elkaar, alsof het nooit anders is geweest. Na een van de vele leuke intermezzo’s springen we vrolijk met Scotch Tape / Stick with Me verder, waar halverwege de omschakeling naar het zwaardere gedeelte volgt. Veel woorden, net zoveel gemarcheer en vreemde geluiden die in heerlijke noise explosies overgaan, met daardoor de zoemende bas van Corto Blommaert.
We duiken de jaren zestig in met het duidelijk door het Lou Reed beïnvloedde spelplezier van het meesterlijke door gitaar opgestuwde We’re All Saints. Als dan een orgeltje zich hier vrolijk inmengt, wordt deze vakkundig snel weggedraaid. Een geslaagde grap. Amen zou onder een brug opgenomen kunnen zijn, waar aan de ene kant Anthony Kiedis heroïne gebruikt, en aan de andere kant een verdwaasde Kurt Cobain vriendschap met kakkerlakken sluit. Daar ergens tussenin zit Melle Dielesen inspiratie op te doen. Een bak herrie die vanuit de railing over ons heen gestort wordt. Om dan Melle in de rol van gevoelige top 40 zanger te horen is lachwekkend, maar hij slaagt er in bij het met overdreven accent aangedikte Fly Out II. Och Ik wordt hier zo vrolijk van, prettig die zelfspot. Nee, de grootste band van Nederland zullen ze nu ook niet worden, maar What The Hell??