John Surman
Saltash Bells
Eén goed gespeelde baritonsax, mooi, ja, maar meteen DRIE baris samen en dan nog gespeeld door John Surman, hoe magnifiek klinkt dat dan niet! Het is te beluisteren in het stuk Triadichorum op dit album dat met Whistman’s Wood al met twee baritonsaxofoons plus tenor opent. De titel refereert aan een versteend bos in het Engelse Dartmoor, een mysterieus spookachtig verschijnsel vooral op de vele regenachtige dagen in het voor- en najaar. Blaasmuziek (koper en hout) is het dus, muziek die teruggaat naar het landschap van Surmans jeugd in Tavistock, Zuidwest-Engeland, aan de westelijke rand van Dartmoor in het graafschap Devon gelegen, op 24 km afstand van de stad Plymouth. Het stuk On Staddon Heights (met basklarinet en sopraansax) refereert aan Surmans klankassociaties met de kliffen bij Plymouth.
Excellerend rietblazer baritonist par excellence John Surman (1944) heeft in de afgelopen 40 jaar zes solo-albums gemaakt, beginnend met Westering Home, 1972 op Island Records verschenen – hetzelfde jaar trouwens dat Keith Jarretts eerste solo-album Facing You op ECM verscheen. Alhoewel hij door de hele wereld getrokken is en al jaren in Noorwegen woont, is Surman in zijn muziek misschien de meest Engelse jazzmusicus van zijn generatie. In ieder geval is hij vanaf het begin halverwege de jaren zestig een towering figure in de Europese jazz en geïmproviseerde muziek.
Begonnen met Alexis Korner en Mike Westbrook, actief in Chris McGregors legendarische Brotherhood of Breath, samen op pad met John McLaughlin, deel van HET trio (The Trio) uit die dagen met bassist Barre Phillips en slagwerker Stu Martin en samen met Alan Skidmore en Mike Osborne oprichter van het eerste all brass-trio dat in die dagen al flink met elektronica aan de gang ging (later aangevuld met trombonist Albert Mangelsdorff). In die tijd paneuropese samenwerking met o.a. Terje Rypdal, John Talyor, Rolf Kühn. In latere jaren zien we hem spelen met Paul Bley, Paul Motian, over een langere periode trouw met Gil Evans en het langdurigst met slagwerker-pianist Jack DeJohnette.
Zijn muzikaliteit blijft ook hier niet onopgemerkt: 1989 krijgt hij de Bird Award van Northsea Jazz waar hij bijna 20 jaar later eenmalig met een groot string-project, The Spaces In Between, terugkeert.
Op dit album met zijn tien stukken komt veel samen: knap compositie- en arrangeer- werk, excellent mooi spel en onberispelijke klank. En dat alles in één hand (met een paar helpende handen daarbij, waaronder die van Ben Surman)! Te horen zijn basklarinet en bariton-, tenor- en sopraansax in steeds verschillende twee- en drie-combinaties met elkaar waaronder ook dubbelingen en in het geval van de baritonsax tripels van hetzelfde instrument. Surman maakt in de tripels meesterlijk gebruik van de mogelijkheden die bijzondere combinatie van percussieve en sonore karakteristieken van de bariton biedt. De stukken van het album klinken met hun vaak canonachtige structuren sterk doorgecomponeerd maar hebben in de wijze van uitvoering tegelijk iets luchtigs en natuurlijks – doorgaans schitterend in balans. De elektronische synthesizer-klanken zijn zeer uitgekiend, misschien soms een beetje aan de cleane kant.
Surman maakt in zijn muziek, opgenomen maar ook live, een kalme indruk maar ondertussen ontvouwt zich een indrukwekkend, gaaf muzikaal klankgebeuren wat zijn weerga niet kent. Daarbij blijkt ook de nodige humor en speelsheid maar dan op een Devonse manier. Saltash Bells is een soort kernstuk van het album, een echo van een vroege klankervaring: “Mijn vader had de gewoonte met een jol te zeilen en dan gingen we op woensdagavonden op Saltash tour. Dat is smalste passage tussen Devon en Cornwall. Over de rivier klonk dan het klokken luiden vanuit de Saltash kerk.” Zoals de jonge Surman het hoorde, zal het nooit meer te horen zijn – alleen een idee ervan in het gelijknamige stuk even als door andere stukken heen. In Dark Reflections hoor je sopraansax en heel gave elektronische “nasleep” of slagschaduw van de gespeelde lijnen. In Winter Elegy wisselen tenor, sopraan en bariton vliegensvlug met elkaar af waarbij heel aparte klank- schakeringen ontstaan. In het afsluitende Sailing Westwards, het langste stuk van het album, tenslotte krijgen we Surman voor het eerst op mondharmonica te horen die fraai en ijl door de klanken heen zingt. Een soort Shanty – misschien wel de mooiste die ik ooit gehoord heb.
fotos Jazz em Agosto 2010, Lissabon © FoBo – Henning Bolte ©