×

Recensie

Rock

02 februari 2022

Jethro Tull

The Zealot Gene

Geschreven door: Hendrik Vanhee

Uitgebracht door: Inside Out

The Zealot Gene Jethro Tull Rock 4 Jethro Tull – The Zealot Gene Written in Music https://writteninmusic.com

Echt, de volle return van Jethro Tull? Groep die dwarsfluit nieuwe stijl introduceerde, ze meteen een prominent centrale plaats gaf in de rock, die zo op ‘t gehoor anno 2022 nóg stukken herkenbaarder is dan het laatst achter covers verscholen Deep Purple? Herkenbaarheid zo typerend, om het even dan nog of je ze van sedert hun leuk kerstalbum van 2003, van hun laatste reguliere album J-Tull Dot Com van 1999 of zelfs van nog veel langer geleden laatst in de oren kreeg.

Nu, sedert 2003, zolang al werden er onder de groepsnaam ‘Jethro Tull’ alvast geen platen meer opgenomen. Baas Ian Anderson bleef dan wel bij Tull de touwtjes strak in handen houden, vanaf de Tull-dipperiode van de nineties al gingen vooral hij en Martin Barre, soms zeer verdienstelijk, op de solotoer. De afstand tussen de groepsleden – de drummer was ook al in LA gaan wonen – werd zo zelfs letterlijk onwerkbaar groot. Maar het einde van Jethro Tull, nee, dat was nooit afgekondigd noch zelfs aan de orde. Wel integendeel.

Want dan deed Anderson in 2018 expliciet onder de groepsnaam shows met zijn eigen musici om de vijftigste verjaardag van Jethro Tull te vieren. Waarna ie over die al in vijftien jaar tot hechte groep geknede solo-line-up, met hemzelf als nog enig founding member van de oude ‘JT’, diep nadacht en de knoop doorhakte voor de opname van dan toch weer een ‘echte’ Tull-plaat : als dank ook zogenoemd aan de naarstige line-up die zo consistent en het langst ooit samen het hele Jethro Tull-repertoire al speelde en daarbij o.a. ook het best lofwaardige Thick As A Brick 2 en Homo Erraticus mee inblikte.

De making-of startte weliswaar as usual solo bij Anderson in 2016, maar heel vlug evolueerde het project naar een echt live in studio opgenomen groepsalbum met, net zoals de klassieke Jethro Tull voorheen, expliciete progrockoriëntatie. Tot de lockdown bijna in de eindfase ook hier het stokje ervoor stak. Uiteindelijk raakte alles pas ‘op afstand’ afgewerkt in de zomer van 2021. Mogelijks komt bij de appreciatie van het resultaat, aldus Anderson zelf, voor een en ander wel weer de zeis en de kritiek, ‘so be it then, I’m the boss’, daar kwam het ongeveer op neer. Een even Brits flegmatiek Anderson-antwoord dus als die keer toen ie in de VS na ontvangst van de Grammy categorie Hardrock-Metal smalende reacties over hun metalgehalte lakoniek pareerde met een ‘So what, is mijn dwarsfluit dan geen pure metal?’

Maar voor de wereld finaal toch het belangrijkste : dat nu o zo vertrouwd klinkend nieuwe Tull-album. Voor de vele aanhangers is het dus weer onmiddellijk thuiskomen. En inderdaad toch geheel anders dan de toch ook superbe ‘Anderson solo’-sound.

Woordkunstenaar Anderson’s hoge fluwelen zangstem levert hem hier, zelfs op zijn vierenzeventigste, opnieuw bij uitstek de oscar voor grootste ‘minstrel in the gallery’. Naast mandoline en luit uit vervlogen tijden serveert hij er vooreerst al een nieuw blik wervelend pakkende fluitsolo’s. Naast Jethro Tull, de naam, is dus de volle sound van hun in de middeleeuwen gedrenkte muziek onmiskenbaar terug. Het album is en surplus creatief, geïnspireerd en tot in het detail afwisselend samengesteld en afgewerkt. Evenwel zonder de kenmerkend lange progrocksuites, tot spijt van wie ‘t benijdt.

Inhoudelijk vertrekt het album met zijn twaalf songs van een concept van twaalf simpele woorden die – Anderson gelovig of niet – allen toch ergens in de bijbel hun oorsprong vinden en die via door Anderson geïnterpreteerde verhalen expliciet aan het nu worden gerelateerd. Belangrijke en rijke boodschappen zeker om je er eventueel uren in te verdiepen, terwijl je alles hoe dan ook gewoon enkel voor de muziek intens op je af kunt laten komen.

Prijsbeest van de plaat is ontegensprekelijk het zwaar Tull-rockend, stuwende titelnummer, The Zealot Gene. Met wat voor een prachtige animatieclip van de Iraniër Sam Chegini, die overigens ook de nog schitterender clip voor Aqualung aan de wereld schonk! Het nummer bevestigt tegelijk dat Anderson zich dus nog steeds inhoudelijk aan de stand van de wereld laaft, zijn Jethro Tull is dus allesbehalve ‘living in the past’. Die zeloten uit de plaattitel, dat zijn bijbelse fanatici, politiek of religieus, die zwart-wit slechts één doel nastreven en daarbij met extremisme haat en verdeeldheid zaaien. Bewust hedendaags kan je je er misschien onmiddellijk de Trumpfiguur bij voorstellen, maar de wereld vandaag bevat heus nog tal van andere even ‘gelijkgestemden’. Een zware thematiek van enge contrasten, vandaar ook de schrale kleuren van de hoes, die zovele actuele bekrompen tegenstellingen willen onderlijnen.

Mrs. Tibbets, inhoudelijk over massavernietiging, twin towers, is een vol gedreven folkrocker met typische JT-versnellingen en wendingen, dwarsfluit-oases en een fantastische splijtende elektrische gitaarsolo. En een Anderson die het ook hier niet kan laten het toch weer even kritisch over Christmas te hebben. In Jacob’s Tales grijpt dan weer onmiddellijk die geweldige, bluesy mondharmonica uit hun begintijd nostalgisch aandacht en bewondering. Het prachtige, theatrale operaminiatuurtje Mine Is the Mountain komt er met beklijvend geheimzinnige piano aanzetten, het lijkt de aanloop van Locomotive Breath wel! En van wie is dat grappige, hoge stemmetje? Soit, alles heel mooi.

In de aardige erotische topsong Shoshana Sleeping, met Anderson-parlando, haalt de stuiterende dwarsfluiter Anderson onvermijdelijk ook weer iets over de ‘early bird’ aan. Fan van  The Secret Language of Birds, weet je wel. Sad City Sisters is een heel prettige folky jig met dartel accordeon. Barren Beth, Wild Desert John, met elektrische begeleiding vol in de nostalgische Barre-sound. In het uptempo The Betrayal of Joshua Kynde klinkt warme Tull-folkrock als uit de vroege seventies en een swingend, dan weer buitelend pianootje. Dan weer wat songs vol ingetogenheid. Where Did Saturday Go?, stemmig nummer, charmant gezongen, met voluit reminiscenties aan het vroege Tull-geluid. Erop volgend, zacht romantisch, het op mandoline drijvend Three Loves, Three. In Brief Visitation, opnieuw een aangrijpend gezongen folkballade. In het finale The Fisherman of Ephesus komt dan het heavier geluid nog eenmaal impressionant aanlopen, plechtige dans, ultiem tuimelend duet met Jetho Tull’s zachte toetsen.

Alleen voor al wie, vroegere of nieuwe luisteraar, na de bibliotheek aan Tull-albums echt diep luisterbereid is… is dit dus een geweldig, evenwichtig, uitstekend opgenomen nieuw album, met bovendien ook een enorme lyrische diepgang, waarop we hier zeker veel te weinig zijn ingegaan. De plaat zit boordevol melodieuze songs die pakkend en verleidelijk heel Tull’s folkrockinstrumentarium uitspelen. Deze line-up musiceert hier met dergelijk talent dat ze het karakter en erfgoed van ‘de oude groep’, inclusief met de typisch krakende rockgitaren die de vibes van Martin Barre oproepen, respectvol in nieuwe Tull-klankschappen weten om te zetten. En ja, dan zeker nog die fladderende fluit… Nog altijd is het creatief genie overcentraal, Ian Anderson, alhoewel longpatiënt intussen, op deze plaat is ie toch nog best indrukwekkend zingend. Als vanouds blaast hij met een gezwindheid alsof het leven ervan afhangt. Geen therapie beter inderdaad dan spelen, beste man. Kijk naar astmapatiënt bij uitstek Toots Thielemans, Ian! Stond met mondharmonica tot z’n eenennegentigste in de spotlights. Hele tijd voor jou nog te gaan dus. Doe het ook op één been zolang het lukt… maar doe het zeker ook met dit Jethro Tull.

 



  1. Mrs. Tibbets 
  2. Jacob's Tales 
  3. Mine Is the Mountain 
  4. The Zealot Gene
  5. Shoshana Sleeping 
  6. Sad City Sisters 
  7. Barren Beth, Wild Desert John 
  8. The Betrayal of Joshua Kynde 
  9. Where Did Saturday Go? 
  10. Three Loves, Three 
  11. In Brief Visitation 
  12. The Fisherman of Ephesus