Jason McNiff
Tonight We Ride

Wat doen door een ongenadige pandemie van de podia verbannen singer-songwriters? Ze sleutelen in eenzaamheid aan nieuwe songs of geven concerten online, Jason McNiff combineerde iedere week nieuwe songs met talloze covers op zijn homeconcerten. De positieve respons van de luisteraars inspireerde om zich te focussen op dat coverwerk. Met de hulp van producer Roger Askew werd die favoriete songs opgenomen in akoestische versie of met meer uitgebreide instrumentatie maar onveranderlijk in een persoonlijke benadering.
De uit Bradford afkomstige muzikant geraakte tijdens zijn studies in Nothingham verslingerd aan de folk en blues die hij opsnoof in de plaatselijke muziekscène. McNiff verzeilde medio de jaren negentig in Londen, nog net op tijd om Bert Jansch daar aan het werk te zien. Het folkicoon resideerde destijds in de 12Bar Club en gaf daar elke week een concert, McNiff was daar elke woensdagavond en observeerde de onnavolgbare fingerpicking techniek van de grootmeester. Die assimileerde hij in zijn latere oeuvre dat oorspronkelijk op het Snowsorm label van Jansch schoonbroer werd uitgebracht. Naast zijn werk als muziekleraar perfectioneert hij in de nieuwe thuishaven Hastings zijn songwerk, dat we na de verhuis terugvinden op de langspelers Joy Of Independence en het recente, al even voortreffelijke Dust Of Yesterday.
Tonight We Ride is een uitgelezen collectie van muzikanten uit de betere songsmidse die met hun songschrijverij en/of hun muzikale verrichtingen indruk maakten op de jonge McNiff. Het is dan ook niet verwonderlijk om Jansch hier aan te treffen, het uit ’65 daterende debuut op Transatlantic Running From Home opent de score en even verderop treffen we het prachtige The Open Road aan dat al even poëtisch klinkt als het origineel.
Dylan behoort eveneens bij de favoriete pickers, One Two Many Mornings uit de beginperiode en het uit Slow Train geplukte Precious Angel schitteren hier naast Townes Van Zandt’s verstilde troubadourswerk My Proud Mountains. Dat hier iets van de wat minder bekende Tom Russell opduikt wekt evenmin verbazing op, we luisteren naar een meeslepend westernverhaal Tonight We Ride.
Verrassender is de keuze voor Tomorrow Never Knows van The Beatles en Dire Straits’ Tunnel Of Love, de Kopfler song passeert in een semi-akoestische uitvoering. Het In weemoed gedompelde Fisherman’s Blues van The Waterboys toont nog eens de sterkte van McNiff als interpretator en fingerpicker op de National Steel.
Mavis Staples bracht eerder hulde aan Stephen Foster met het sociaal geëngageerde uit 1854 daterende Hard Times. McNiff debiteert de live opgenomen song al even bevlogen in een sobere folblues context. “Let us pause in life pleasures and count its many tears, while we all sup sorrow the poor, there’s a song that will linger foerever in our ears, oh! Hard times come again no more”. Het klinkt actueler dan ooit. Schaarse eigen, wat ruimer geïnstrumenteerd, eigen werk zoals I Remember en vooral You Shadow Ships Of Deptford klinken al even indrukwekkend.
Het pleit voor McNiff die als afsluiter Moving On selecteerde uit Cohens finale, postuum uitgebrachte Thanks For The Dance. Het is niet zonder gevaar om het ongenaakbare werk van deze iconen te interpreteren, een moedige zet die overigens een sterk album oplevert. Na dit volwaardig intermezzo wordt het uitkijken naar nieuw ‘regulier’werk.