×

Recensie

Rock

11 juni 2017

Grateful Dead – Cornell

Live at Barton Hall, Cornell University, Ithaca, NY 5/8/77

Geschreven door: Frank Gesink

Uitgebracht door: Rhino

Live at Barton Hall, Cornell University, Ithaca, NY 5/8/77 Grateful Dead Rock 4 Grateful Dead – Cornell 5/8/77 Written in Music https://writteninmusic.com

De Californische jamband Grateful Dead werkte zich in Amerika snel op van cultband, naar grotere cultband tot razend populair. In Europa en zeker Nederland liep het niet zo’n vaart. Toch zal menig muziekliefhebber in de jaren ’70 de succesvolle albums American Beauty en Working Man’s Dead wel kennen of er in ieder geval een aantal hitsingles van hebben gehoord. In deze periode verruilde de Dead het grotestadsleven voor het platteland, wat spontaan hun meest toegankelijke-, liedjesgerichte studioalbums opleverde. Waar voorheen heftige psychedelica en blues hun geluid domineerde werd er nu sterk gefocust op harmonieuze samenzang en een flinke dosis Bakersfield countrymuziek. De band – in het begin bestaande uit zangers- en gitaristen Jerry Garcia en Bob Weir, bassist Phil Lesh, toetsenist Ron “Pigpen” Mckernan en drummers Bill Kreutzman en Micky Hart – heeft qua sound nooit stil gestaan. De dood van vroeg overleden Mckernan zorgde er al snel voor dat de grootste blues-invloeden in 1973 uit de muziek verdwenen, waar nieuwe toetsenist Keith Godchaux en zangeres Donna Godchaux de band spontaan nieuwe impulsen meegaven en er later zelfs invloeden van reggae, jazz, funk en disco de muziek inslopen. Live werden de op studioalbums kleingehouden liedjes vervormd en opgerekt tot hypnotiserende jams waarin alles samenkwam en vooral sterke focus lag op instrumentale improvisatie. Grateful Dead voelden zich het meest op het gemak in de livesetting, waar de connectie tussen fan en band het grootst was. Ook deinsden ze niet terug voor het spelen van een leuke coverversie en zijn een groot aantal Grateful Dead liedjes nooit op een studioalbum verschenen terwijl ze uitgroeiden tot regelrechte live favorieten.

Zo kun je de muziek van de band betrekkelijk makkelijk definiëren, in hokjes stoppen zogezegd,  maar dan ga je al snel voorbij aan het gevoel dat hun liveshows opriep en de doelstelling waarmee de Gratefuld Dead opereerde. Tegenstanders en onwetenden staan al gauw met hun oordeel klaar door te zeggen “Grateful Dead waren drugsverslaafde muzikanten met een te obsessieve hippie-fanbase “. Ja, in zekere zin klopt dat ook. Toen de band startten speelden ze op zogeheten “Acid Test” feesten, waar mensen werden uitgenodigd om samen met de band LSD trips te testen. Drugs en alcohol zijn van zeer grote invloed geweest op de muzikale ontwikkeling, maar zeker ook op de sfeer van hun concerten. Meestal onder invloed probeerden ze de denkbeeldige “muur” tussen band en fans onzichtbaar te maken. Een avondje Grateful Dead betekent dat iedereen plezier heeft en compleet wordt opgezogen door de muziek. De band als aangever voor escapisme van de werkelijkheid en een totaal samenhorigheidsgevoel. Iedereen is gelijk en focust zich enkel op het “nu” en de muziek: de band, gezinnen, hippies, Hell’s Angels, de rijken en de armen,  verschillende nationaliteiten en huidskleuren. Juist het gevoel tot één grote “Deadhead” familie te behoren zorgde er voor dat fans verslaafd raakten aan de “Grateful Dead ervaring”  en het steeds opnieuw wilden beleven. Het was niet ongewoon dat Deadheads achter de band aan reisden op tour of dagenlang van tevoren voor de ingang sliepen  om zeker te zijn van een kaartje, maar ook voor de gezelligheid en die samenhorigheid. Hoewel een dergelijke ervaring niet na te bootsen valt, was de drang tot archiveren van muziek en beeldmateriaal bij zowel band als fans erg groot. Zodoende zijn er honderden officiële live-albums (en meer, allemaal veilig opgeborgen in een grote loods) en wel duizenden onofficiële fan opnames, de zogeheten “bootlegs”. Aangezien geen enkele Dead-ervaring hetzelfde was en klonk, discussiëren zelfs ook zij die er nooit bij waren heftig over welke show de beste is of wat de beste versie is van een nummer als St. Stephen en waarom.

Bootleg verzamelaar- en later officieel Grateful Dead archivist Dick Latvala noemde de show van 8 mei 1977 die plaatsvond in de sporthall Barton Hall van Cornell University trefzeker zijn favoriete Dead Show ooit. Dit is geen kleinigheid, komende van een man die al zoveel shows gezien had en zoveel tapes gehoord. Destijds oordeelde hij nog deels naar aanleiding van een bootleg, maar later kwam op miraculeuze wijze een zogeheten “soundboard recording” boven water, met het geluid direct vanaf de mengtafel.  Mede door die versie groeide de waardering van het concert bij de Deadheads tot mythische proporties. De show werd in 2012 zelfs deel van het Amerikaanse “National Recording Registry”, een lijst van albums en live-opnames die cultureel belang aanduiden. Het duurde echter tot vorig jaar voordat The Grateful Dead de rechten kon kopen om deze show ook daadwerkelijk officieel uit te brengen. Nu is het zover en ligt daar de geremasterde boxset van de show in een gelimiteerde versie met prachtig artwork en een boekje waarin een prachtige essay vol informatie staat. Voor de mega fan is er ook de May’ 77 : Get Shown The Light Box boxset te koop, waarin deze show wordt vergezeld door drie andere optredens uit dezelfde week.

De Grateful Dead was net begonnen aan een terugkeer van een twintig maanden durende stop, waarin ze zowel financieel als fysiek helemaal uitgeput waren. Maar in 1977 was de band terug, fitter en strakker op elkaar ingespeeld dan ooit. Is Cornell 5/8/77 de beste Grateful Dead Show? Nee, is onze persoonlijke mening.  Dat kon waarschijnlijk  ook niet, want de gymzaal-achtige akoestiek van de Hall klinkt absoluut niet geschikt voor een concert en zijn er behoorlijk wat technische problemen. Zo kenmerkt de eerste set zich door slecht in de mix staande zang en te zacht klinkende basgitaar. Toch is de enorme wil en de energie van de band vanaf de eerste noot al hoorbaar in openende traditional New Minglewood Blues, die ze al vanaf de 60’s ter gehore brachten –in deze gedaante een lekkere felle rocksong. Het loopt niet en het klinkt niet, maar ergens ver weg is het potentieel te horen van “de beste Dead Show ooit”. Is er behalve het slechte geluid meer aan de hand? Is de acid nog niet goed ingewerkt bij de band of hebben de fans er nog geen zin in? Dat er tussen het gebruikelijke “Deadhead” publiek ook gewone studenten van de universiteit en dus “niet-fans’”  staan zal ook bepalend zijn geweest voor de ietwat gespannen sfeer. Op het einde van de eerste setlist vangen we wel steeds meer vleugjes op van iets dat geweldig kan zijn: de uitvoering van het in “De Grote Depressie”/John Steinbeck-achtige sferen gedrenkte Jack Straw klinkt mooi verhalend en instrumentaal sterk. Ook al is de geluidsmix nog steeds niet helemaal wat het moet wezen, de band raakt meer en meer op dreef en gaat veel strakker spelen. Het melodieuze en met bezieling gezongen Brown-Eyed Women is evengoed een klein hoogtepunt. Beide zijn twee geweldige voorbeelden van nooit opgenomen live-favorieten. De Martha & The Vandellas cover Dancing In The Street sluit de eerste set af. Dit is harde funk met heerlijke basgitaar, strakke drums en lekkere gitaarimprovisaties. Enkel de zang klinkt wat schreeuwerig, ter overcompensatie van de slechte mix? Funk zoals het bedoeld is, daar hadden Mick Jagger en David Bowie – die het later ook opnamen – iets beter naar moeten luisteren.

Take A Step Back and take another step back….de tweede set start met een spelletje, een stukje publieksparticipatie dat moeilijk voor te stellen valt zonder beeldmateriaal, maar het geeft nogmaals weer hoe belangrijk het publiek voor de band was. Vervolgens start een swingend psychedelische jam waarin de reggae-achtige uitwerking van Scarlet Begonias als leidraad wordt genomen en er niet duidelijk is wanneer het destijds nieuwe, psychedelische liedje Fire on the Mountain (de studioversie kwam pas 2 albums later en klonk saai in vergelijking) exact begint en eindigt – een knappe, naadloze overgang. De jam kent prachtige duo-drums die in elkaar verweven zitten, heerlijke basgitaar, mooi begeleidende toetsen en opvallender: opeens klinken ook de vocalen geweldig. Het eveneens reggae-achtige  Estimated Prophet vormt vervolgens, samen met Dancing in The Street ,de enige vorm van promotie voor het aankomende album Terrapin Station dat de liedjes in drastisch afgeslankte vorm liet horen. Op het eind van de set wordt er opeens gigantisch gerockt en vliegen de felle tempo’s en rauwe solo’s om je oren. Helaas is de band wel vergeten welke dag het is als One More Saturday Night als soort van toegift klinkt: jongens het was zondag!

Een beetje zonde van die eerste set, zo kun je zeggen, want wat erna volgt is wel van absolute wereldklasse. Mocht je geïnteresseerd zijn in de livesfeer en bijbehorende jamsessies van de Dead is dit live-album wel een leuk startpunt met gaandeweg echt geweldige geluidskwaliteit en een goede setlist. Bedenk wel, het is een wereld van verschil met de toegankelijke country waar de band “bekend” van is en live klinkt de band sowieso chaotischer dan op de gestroomlijnde studioalbums. Voor de doorgewinterde fan zijn er van sommige liedjes betere live-versies te vinden, maar dit blijft hoe dan ook een geweldig tijdsdocument.

Ondertussen leeft de Grateful Dead weer verder als Dead & Company, met een mix van een aantal nog overgebleven bandleden (de al tijden overleden Jerry Garcia als meest duidelijke afwezige, maar ook bassist Phil Lesh doet niet mee) en nota bene popster- en bluesgitarist John Mayer als toevoeging. In Amerika leeft het nog steeds in een selecte kring fanatieke fans, waar bands als Phish, Leftover Salmon en Railroad Earth bijvoorbeeld het stokje hebben overgenomen in de jamband scene. Toch zal elders dat gevoel van intens escapisme, plezier en samenhorigheid niet snel de kop meer opduiken, want de fotocamera op ons mobieltje, het biertje aan de bar, “@Dead&Co” op twitter – dat is natuurlijk veel belangrijker. Maar om niet al te cynisch deze recensie te beëindigen sluiten we af door te zeggen dat de Grateful Dead ons een schatkist aan muziek en een bijzondere ideologie heeft nagelaten waar we juist heden ten dage iets van zouden kunnen leren. Dat is toch knap van een stelletje “drugsverslaafde muzikanten met een te obsessieve hippie-fanbase”.



  1. New Minglewood Blues
  2. Loser
  3. El Paso
  4. They Love Each Other
  5. Jack Straw
  6. Deal
  7. Lazy Lightning
  8. Supplication
  9. Brown-Eyed Women
  10. Mama Tried
  11. Row Jimmy
  12. Dancing in the Street
  13. Scarlet Begonias
  14. Fire on the Mountain
  15. Estimated Prophet
  16. St. Stephen
  17. Not Fade Away
  18. St. Stephen II
  19. Morning Dew
  20. One More Saturday Night