Dieter Moebius
Ding
Na Blocht en Nurton maken Kram en Ding het vierluik aan laatste albums van de in 2015 overleden synthesizerpionier Dieter Moebius compleet. En waar Kram de speelse kant van ‘s mans verteltrant verkent, is Ding veel meer voluit gericht op de zakelijke, machinale en industriële kant. Geen sloophamers of slijptollen, maar de lichtere machinerie.
De texturen op deze lp variëren van een chromen glans, gepolijst en aerodynamisch; spat zuiver alsof ze direct uit een clean room zijn gekomen aan de ene kant en daar tegenover roestig, knoestig, verweerd enschurend metaal dat een hogere prijs heeft moeten betalen voor de tand der industriële revolutie-tijds. Ding pulseert en knarst; knerpt, schroeft en schroeit. De bassynths draaien overuren in omineuze drone, de ritmiek is dwingend en staccato. Zo heel gek zou het niet zijn deze plaat te draaien in de chill-out zone van Maschinenfest.
Moebius laat op Ding onnatuurlijk geluid van machines en industrie naar voren komen alsof hij je een rondleiding geeft door een fabriek. Je hebt geen idee wat er gemaakt wordt; het lijkt geen oorlogstuig of loodzwaar staal in ieder geval. Misschien zijn het wel handige ‘dingetjes’; spul dus waar de klankcamera op Kram op inzoomt. En alsof er een paar ramen openstaan, weet Moebius toch field-recordings het spel in te laten komen: organische klanken die diepgang toevoegen aan het sonische palet.
Het knapste is nog wel dat Moebius er ook op Ding in als zijn industrialiteit in slaagt om het narratief en het gevoel dat daaruit oprijst, allesbehalve droog, dor en klinisch te laten klinken. Integendeel: zijn warmbloedigheid, humor en het feit dat hij ongelofelijk veel gehoord heeft in zijn lange loopbaan, spreken boekdelen doorheen de hele plaat: van Afrikaanse polyrtimen tot wonky verknipte groove, van funk syncope tot ontaarde dark ambient.