– Women In Country Music
Country Soul Sisters
Een verzamelaar uitbrengen over de vrouwen in de countrymuziek kan op veel manieren. Zet de grootste hits van Dolly Parton, Patsy Cline, Billie Joe Spears, Tammy Wynette en aanverwanten bij elkaar en je hebt een in potentie succesvol feestdagencadeautje in de winkels liggen. Maar een wat serieuzere aanpak strekt toch wel tot aanbeveling. Verschillende voorbeelden zijn er inmiddels van cd’s waarop de grens wordt opgezocht tussen country en soulmuziek. Dat levert mooie, vaak wat minder bekende muziek op en een nieuw inzicht op de muziek op het grensvlak tussen twee werelden.
Van het label Soul Jazz zou je op grond van de labelnaam en de cd-titel kunnen verwachten dat ze op die toer zijn verder gegaan. De cd Country Soul Sisters laat wel een paar voorbeelden horen van countryzangeressen op een Memphis-beat, maar dat is niet waar het hier om gaat. In 25 tracks zijn 21 vrouwen te horen die stuk voor stuk als feministes betiteld kunnen worden, schrijft samensteller Stuart Baker, de oprichter van Soul Jazz, in het prachtige boekje bij de cd. Niet per definitie feministes in de categorie ‘Baas In Eigen Buik’ zoals die in Nederland rond 1970 beroemd werden. “Ver voor de collectieve consensus over vrouwenrechten in de jaren zestig deden deze vrouwen al wat ze wilden en onder hun eigen voorwaarden,” schrijft Baker.
Bovendien worden in de 25 nummers, zoals de ondertitel van het album al aangeeft opgenomen tussen 1952 en 1978, onderwerpen aangesneden die lang niet elke ‘redneck’ in die periode graag ter sprake bracht aan de eettafel: seksuele exploitatie op de werkplaats, kleinstedelijke schijnheiligheid en kinderprostitutie.
Het sleutelnummer in de emancipatie van de vrouw in de countrymuziek staat uiteraard op deze cd. Kitty Wells zong in 1952 It Wasn’t God Who Made Honky Tonk Angels. Het was het antwoord op The Wild Side Of Life van Hank Thompson. Die Thompson bezong het op dat moment gangbare standpunt dat vrouwen die zich in bars vertoonden er een bedenkelijke moraal op nahielden en er op uit waren de mannen in het café te ruïneren.
Kitty Wells bekeek de situatie van de andere kant: het waren juist de getrouwde mannen in de bars die dachten en handelden alsof ze nog alleenstaand waren en zo vrouwen op het slechte pad brachten. Hartstikke mooi verwoord natuurlijk, maar de country-wereld van 1952 was toch nog echt een mannenbolwerk en het radionet van NBC boycotte het nummer als zijnde ‘te suggestief’. En al mocht Wells optreden in de Grand Ole Opry, haar protestlied mocht ze er niet zingen: de Opry Show was immers een bastion van conservatisme. Kitty zou zich overigens in goed gezelschap gaan bevinden, want ook Elvis Presley, die in 1954 in de Opry optrad, werd er na zijn eerste optreden nooit meer gevraagd.
Het andere uiteinde van Kitty’s carrière is hier te horen in Delta Dawn uit 1972, een cover van Tanya Tucker’s debuutplaat en een voorbeeld van hoe ze tot op latere leeftijd (ze was al 54) open bleef staan voor nieuwe ontwikkelingen in de countrymuziek.
Ondanks de kritiek op …Honky Tonk Angels was het nummer mateloos populair: Kitty was de eerste vrouw die op nummer 1 kwam in de countrylijst van Billboard, wat aangeeft dat het nummer in heel de Verenigde Staten de meest geliefde countrysong was. Zodoende bereidde ze de weg voor Dolly Parton, Patsy Cline, Loretta Lynn en andere sterke vrouwen die ook aan de bak wilden komen.
Patsy Cline is op Country Soul Sisters vertegenwoordigd met Ain’t No Wheels On This Ship (1957), een voorbeeld van de wat meer gepolijstje Nashville Sound die eind jaren vijftig opkwam. Daarmee bereikte de countrymuziek een breder publiek, was voor artiesten als Cline een crossover naar de popwereld mogelijk, maar ook hier onder haar eigen voorwaarden. Weliswaar hing Patsy rond deze tijd haar cowboy-outfit aan de wilgen om er juwelen en bond voor in de plaats te gaan dragen, haar positie als vrouw die met ‘de neus in de wind’ haar verhaal verkondigde, bleef onaangetast. Zelf maakte ze dat maar tot 1961 mee, het jaar waarin ze bij een vliegtuigongeluk omkwam, haar invloed bleef nog decennia voelbaar.
Een van de allergrootste countryhits ooit, en een hele onverwachte hit bovendien, staat ook op Country Soul Sisters: Ode To Billie Joe, de debuutsingle van Bobbie Gentry (Mississippi, 1944). Een van de donkerste nummers die ooit hoog in de Amerikaanse hitparade kwamen. Gentry brengt het verhaal van de zelfmoord van Billie Joe MacAllister op een aan William Faulkner herinnerende manier. In plaats van de gebruikelijke reactie op het verlies van een familielid –verdriet, verbijstering- praten de nabestaanden over koetjes en kalfjes: ‘pass the biscuits’. Een jaar later nam Bobbie Reunion op, met dezelfde hoofdpersonen en het nieuws dat ‘poor Billie’ is gevonden op de bodem van de Tallahatchie River waar hij een jaar eerder in was gesprongen.
Een derde Bobbie Gentry-compositie op deze plaat is Fancy, hier uitgevoerd door Lynn Anderson. Fancy is net zo donker als Ode To Billie Joe: een stervende vrouw waarvan de echtgenoot al is weggelopen ziet hoe haar 18-jarige dochter besluit zich te gaan prostitueren om aan de armoede te ontsnappen.
In een interview met Bobbie Gentry in het boekje bij de cd zegt Gentry dat het haar ‘sterkste statement voor vrouwenbevrijding ooit’ is.
Zoals het een label als Soul Jazz betaamt, is er ook gezocht naar ‘vrouwen met ballen’ op het grensvlak van soul en country. Concrete voorbeelden zijn Show Me en I’ll Never Do You Wrong, beide bekend van Joe Tex, en hier allebei uitgevoerd door Diana Trask. Allebei de nummers komen van een album dat de geboren Australische in 1969 maakte onder productionele leiding van Tex. De bedoeling was toen inderdaad om de soulmuziek over te brengen op het countrypubliek, maar met de plaat van Diana lukte dat destijds niet zo. Ze voegde dan ook weinig toe aan de originelen van Joe Tex, erkent ze in een nieuw interview, een van de vele recente interviews in het boekje bij de cd. Ook Jody Miller wordt geïnterviewd, de zangeres van wie een versie is te horen van A Woman Left Lonely. Zij was in 1971 een van de eersten die dit Spooner/Oldham nummer opnam, in het zelfde jaar als Janis Joplin, voor wie het was geschreven.
Wie goed luistert naar de teksten op deze prachtige cd, hoort alle fasen van de vrouwenemancipatie in ‘rural’ Amerika voorbijkomen. Bijzonder in dat verband is de rol van Sammi Smith, vertegenwoordigd met Saunders Ferry Lane uit 1971. Sammi werd, na een carrière die in 1967 was gestart, in 1971 een vertenwoordiger van de ‘outlaw country’- beweging waarvan ook Waylon Jennings en Willie Nelson deel uitmaakten. ‘Outlaw country’ was een vlucht uit de ‘gladde’ Nashville Sound en een terugkeer naar de rauwere honkytonk-sound van de jaren veertig en begin vijftig. Bovendien paste de underground- en countryrock beter bij de progressieve teksten dan het toch vooral door de conservatieven geadopteerde Nashville.
En dan is er nog Dolly Parton, de personificatie van de emancipatie in de country-muziek. Het mooie van een cd als deze is dat haar muziek in de juiste context wordt geplaatst en dat haar verhaal in het begeleidende boekwerk vakkundig uit de doeken wordt gedaan. Het vak geleerd van ouwe rot Porter Wagoner, op tijd onder zijn vleugels vandaan gestapt, en zichzelf kleding aangemeten die –naar eigen zeggen- was gebaseerd op die van de hoeren in haar geboortestreek. Haar uitdagende kostuums en flirterige uitstraling zorgden er volgens Parton voor dat zij ‘donkere’ teksten kon zingen zonder dat die door het publiek als bedreigend werden ervaren.
In 1980 breidt zij haar bezigheden uit naar de bioscoop. Dolly kiest voor kassuccessen, maar zorgt wel dat het films zijn waarin serieuze thema’s aan bod komen als prostitutie, dood, in hun vrijheid belemmerde vrouwen, maar alles wel op een luchtige manier gebracht. Met het in 1986 geopende mega-pretpark Dollywood zorgt ze voor werkgelegenheid en inkomsten in de directe omgeving van haar geboorteplek. Later brengt ze via de Dollywood-foundation het onderwijs in haar geboortestreek naar een hoger plan. Tenslotte start Dolly in 1989 een project waarbij schoolkinderen tot hun twaalfde jaar elke maand een boek krijgen. Inmiddels is dit projerct uitgebreid naar 36 van de 50 staten in de VS.
Deze cd is er niet om Dolly Parton te promoten, haar track Don’t Let It Trouble Your Mind uit 1969 dient slechts als startpunt voor een historisch verantwoorde, zij het niet chronologische, luistertocht langs een kwart eeuw ‘soul sisters’ uit de countrymuziek.