Chantal Acda
PŪWAWAU
Nadat de wegen van het voormalige The Walkabouts koppel Chris Eckman en Carla Torgerson zich gemoedwillig na de geslaagde comeback plaat Travels in the Dustland definitief scheiden, kiest Eckman ervoor om zich op verschillende andere projecten te richten. Hij sluit zich bij het echtpaar Eric Thielemans en Chantal Acda aan, gedrieën brengen ze onder de naam Distance, Light & Sky twee sfeervolle platen uit.
Chris Eckman is de grote afwezige op PŪWAWAU, de vierde soloplaat van Chantal Acda. Deze Nederlandse zangeres uit Helmond heeft alweer jaren België als thuisbasis, en laat voor het eerst van zich horen als bassist op het melancholische Isbells van Gaëtan Vandewoude. Naast jazzdrummer Thielemans schuift er nog een elftal aan prominente muzikanten aan die juist het sobere kleine karakter van de lange songs tot iets groots uitrekken.
Is er op de prachtige voorganger Bounce Back nog ruimte voor sfeervolle popsongs, nu is er niet echt meer sprake van compacte popliedjes. Chantal Acda is doorgegroeid tot iets wat alles overstijgt, en levert een adembenemende overkoepelende prachtplaat af, waarbij ze met een drietal producers aan de slag gaat. Martijn Groeneveld, die zijn sporen in de Nederlandse alternatieve popscene verdiend heeft, Joris Caluwaerts van het baanbrekende, veelbelovende avant-garde jazz gezelschap STUFF, en het ambitieuze sleutelfiguur Stef Kamil Carlens, welke altijd een overschot aan vernieuwingsdrang bezit om er genoeg sublieme lagen aan toe te voegen.
De kunst is om niet in elkaars vaarwater te zitten. Maar juist om in deze overvolle grabbelton aan ideeën gevulde persoonlijkheden er de juiste waardes uit te vissen en die aan elkaar te puzzelen. Dat ze zelfs nog voor veel geprogrammeerde geluidskunstjes kiest is wonderbaarlijk. Met zoveel mogelijkheden aan professionaliteit in de studio verwacht je dat daar genoeg inspiratie uit te halen valt. Toch loopt het allemaal harmonieus en geniaal in elkaar over. Hierdoor put ze diep genoeg in andermans kwaliteiten, en voorkomt ze dat ze het etiket minimalistische muziek krijgt opgeplakt.
Chantal Acda laat zich nergens onderbrengen. Dat ze zich hiermee vaak net als Björk het organische opzoekt is niet zo vreemd. Valgeir Sigurdsson staat haar in de arrangementen bij, en hij voegt eerder al bij deze IJslandse artiest zoveel moois toe. Een verbond welke tijdens het componeren van Selmasongs de score bij de film Dancer in the Dark ontstaat. Dezelfde eigenzinnigheid bezit deze Helmondse zangeres, een prikkeling die voor deze duizendpoot de nodige stimulans opwekt.
PŪWAWAU staat voor universele taalkoppeling. Terug naar het zwaartepunt waarbij klanken de oorsprong tot de hedendaagse spraakontwikkeling hebben. De kern ligt in de natuur waarbij geluiden uit de omgeving de basis vormen. Tuhinga hecht klassiek geschoolde operazang aan de folkse zachtheid van Acda. Vergezeld door een in alle stilte opbouwende triphop beat laat de zangeres al direct haar meest zuivere hemelse kant horen. Zelfverzekerdheid en breekbaarheid omhelzen elkander in een gestrengelde krachtig liefdeskoppel. Nu al overstijgt ze al haar vorige werk, en dit is nog maar de opening van de plaat.
Maakt ze het zichzelf hiermee lastig, of continueert ze het niveau? Marama is een stuk aardser, toch trekt ze je op vragende toon in haar voordracht mee, welke door een schizofrene kakofonie aan zangstemmen overheerst wordt om onverwachts grootst met de tegendraadse drumpartijen van manlief Eric Thielemans en een overdonderend opera epiloog te eindigen. Dat een stemvocoder niet tot vervlakking leidt bewijst ze in het avant-gardistische Taranga. De gastvocalen zorgen voor het natuurlijke tegenwicht waar op subtiele wijze sfeermakers als het cellospel van Katelijne Van Kerckhoven en de marimba van Jeroen Stevens het afmaken.
Bij het uitgebalanceerde kunstwerkje Waiata Tamariki is het de eenvoud in de verstillende emotioneel geladen voordracht van Acda die het zich totaal toe-eigent. Dat ze hiermee tot de grootste vocalisten van deze tijd hoort is duidelijk. Juist tussen al de drukte komt deze warmte het beste tot zijn recht. Met Puoro koppelt ze fragmentarische oosterse inheemse samplers aan elektronica uit het licht industriële genre. Een klein minpuntje is dat ze dit niet geheel vloeiend bij elkaar komt, waarbij het in de overgangen net wat minder overtuigt. Dit is het enige smetvlekje op de verder uiterst geraffineerde plaat.
Ook Tumanako bezit alle waardigheid om zich in perfectie bij de overige vijf tracks te voegen. Op dromerige wijze brengt ze alle rust tot de simpliciteit van compactheid terug. De zoektocht is volbracht, en ze beloont de luisteraar met dit adembenemend eindspel waarin alles samen valt. PŪWAWAU is een volbrachte studie naar de mogelijkheden van de stem in samenhang met wereldse invloeden, waarmee ze behoorlijk dicht bij de problematiek van het niet accepteren van andere culturen en gewoontes blijft, en nog eventjes een verbindende brug aanlegt die de bouwsteen tot verbroedering vormt.