Blackmore's Night
Nature's Light
And now for something completely different… Die gevleugelde woorden van John Cleese die de afleveringen van Monty Python’s Flying Circus steevast in zich droegen, kwamen ongetwijfeld bij veel fans van Ritchie Blackmore op toen ze in 1997 of daarna voor het eerst Blackmore’s Night hoorden. De Blackmore adepten kenden al zijn voorliefde voor muziek van vroeger tijden, iets dat hij vooral in zijn Rainbow jaren nadrukkelijk naar voren liet komen. Los van de door koningen en tovenaars bewoonde teksten van de hand van meesterzanger Ronnie James Dio die je in gedachten naar andere tijden konden voeren, was het voor Ritchie vooral ook de muziek uit voorbije tijden die zijn aandacht trok. Van het eerste album met die band kenden we al Sixteenth Century Greensleeves dat Ritchie live inleidde met het spelen van de traditional Greensleeves, oorspronkelijk geschreven in de zestiende eeuw en toegedicht aan Henry VIII, later bewerkte hij Beethoven’s Negende tot de instrumental Difficult To Cure. Geen renaissance maar ook hier de geschiedenis bij de hand nemend. En dat deed hij ook op het laatste album van Rainbow, waar hij Edvard Grieg’s Hall Of The Mountain King nieuw leven gaf in een bewerking waarvoor Candice Night, zijn toen nog aanstaande vrouw, de teksten schreef. Op datzelfde album, Stranger In Us All, zorgde Candice niet alleen voor teksten; haar stem was er ook op te horen. Het prachtige Ariel laat dat heel nadrukkelijk horen. En over datzelfde Ariel zei Ritchie later in een interview: “Het was feitelijk bedoeld voor mijn renaissance project als een instrumentaal nummer. Maar ik was erg tevreden met hoe het zich ontwikkelde.”
Met dat in gedachten en de notie dat Ritchie in die periode zich liet inspireren door Des Geyers schwarzer Haufen, een Duitse band die muziek speelde geïnspireerd op de Middeleeuwen en zich zo kledend, was het al met al niet heel vreemd dat de man achter de meest gespeelde riff ter wereld (Smoke On The Water) zich muzikaal op andere wijze presenteerde dan de wereld van hem gewend was. En zo was daar Shadow Of The Moon, het eerste album van Blackmore’s Night, de band van Ritchie en Candice en een eerste proeve van de geest van de middeleeuwen en renaissance die Ritchie muzikaal had geraakt. Afgebeeld in kleding uit lang vervlogen tijden en bediende de band zich van meer dan de Blackmore kenmerkende Fender, zo was er, naast blokfluiten, de dwarsfluit van Ian Anderson, mandoline gespeeld door Ritchie, hoorns, cello, violen en trompet te horen. Hoewel er genoeg rockfans waren die gruwden bij de gedachte alleen al, waren er ook genoeg liefhebbers van deze andere man in het zwart die de vaak verfijnde muziek van Blackmore’s Night wisten te waarderen én die juist in deze muziek de bezieling hoorde die Ritchie in het verleden in zijn elektrificerende solo’s wist te leggen. Het klinkt misschien vergezocht, maar de beleving van de solo van Catch The Rainbow van het legendarische live album On Stage, zeg maar het bewegen van de ene emotie naar de andere en weer verder, dat is terug te horen in de muziek van Blackmore’s Night.
Maar liefst tien studio-albums bracht het gezelschap uit, waarop het geluid uit de renaissance centraal stond en waar Ritchie de liefhebbers van juist zijn elektrische gitaarspel soms ook vol wist te raken. Het titelnummer van het derde album Fires At Midnight is daar een goed voorbeeld van, maar ook het van het zevende album Secret Voyage afkomstige Locked Within The Crystal Ball laat de harten van de Blackmoreliefhebbers sneller slaan. In dit rijtje mag ook zeker niet Carry On… Jon ontbreken, het ontzettend mooie eerbetoon aan voormalige bandmaat en toetsenist in hun gezamenlijke Deep Purple dagen, Jon Lord. Zoals Ritchie daar klinkt, komt hij rechtstreeks, als liefhebber, van zijn spel je hart binnen. Het is Ritchie op zijn gevoeligst en op zijn subtielst. Heel, heel mooi.
De band coverde ook op eigen wijze werk van zowel Deep Purple als van Rainbow en nam daarnaast ook andere covers op. Belangrijkste bouwsteen bleef echter de muziek die zo uit de renaissance afkomstig kon zijn. Met Ritchie zich buigend over diverse instrumenten, werd er ook vernieuwing gezocht op de sound van de band. Vernieuwing is misschien niet de juiste uitdrukking, maar het gebruik maken van authentieke instrumenten en het steeds aan hun zijde hebben van sterke muzikanten maakt dat de album steeds op en top klinken. Neem daarbij de beleving van de concerten: vaak is een deel van het publiek uitgedost in historische kleding én dat maakt de avonden al een hele beleving. En de setting: vaak een kasteel of andere historische omgeving. Daar wordt wel over nagedacht. Bijzonder om zo een keer een concert mee te maken. Juist de switch in muziek en de toegenomen aandacht voor festivals die op vroeger tijden geïnspireerd zijn, zorgden dus ook voor een uitbreiding van de fanschare. De live geschiedenis van de band is bovendien eveneens goed gedocumenteerd, zowel in beeld als in geluid.
En nu is er dan album nummer elf van de hand van de inmiddels 75-jarige minstreel en zijn echtgenote. Waar brengt ons dat? Tenminste twee nummers nam Blackmore’s Night al eerder op. We vonden Darker Shade Of Black al op het in 2015 verschenen All Our Yesterdays en Wish You Were Here (niet een cover van Pink Floyd, maar van het Zweedse Rednex, bekend van de hit Cotton Eye Joe) dat zowel op het debuut te vinden was als op het album Winter Carols. Beide zijn prachtige nummers dus het opnieuw voorbij komen van deze tracks is niet vervelend, verre van. Temeer daar van het laatste nummer een nieuwe versie is opgenomen. Laat ons dat ook niet afleiden van wat het album in brede zin biedt. Het album is een waar feest voor de liefhebbers van Blackmore’s Night. De opener brengt je in de stemming om middeleeuwse markten te bezoeken, waar de mede rijkelijk vloeit en waar je in een uitspanning des avonds bij een maal, al dan niet van een vegetarische spies genietend, samen klinkend het leven viert. De minstreel van dienst zet een aardig akoestische solo neer, vol vuur en zijn gade klinkt uitstekend, let vooral eens op de laatste uithaal van het nummer. Alle lof voor Candice!
Four Winds verhoogt de ingezette sfeer en weet in klank de geest van het eerste album van Rainbow te raken. Het is het ritme, het zijn de zanglijnen. Je kunt je de stem van Ronnie James zowat bij voorstellen. Vooropgesteld, de klanken van het nummer met de instrumenten erbij, dat is ver van wat Rainbow zou brengen. Laat het helder zijn: het lijkt me stug dat er een vooropgezet plan was de geest van Rainbow erin te leggen, maar de overeenkomst is een prettige bijkomstigheid, een soort groet uit het verleden. Het tempo blijft hoog met erna volgende Feather In The Wind en ook dit is een nummer waar de vitaliteit vanaf springt. In hoeverre het in goede aarde valt bij de rockliefhebbers, dat is de vraag, maar als liefhebber van Blackmore’s Night ben je hier aan het juiste adres. Je kunt je je de live uitvoering ervan zó voorstellen. Wederom een glansrol voor Candice.
Darker Shade Of Black brengt ons Ritchie in een glansrol. Stemmig en met prachtige achtergrondvocalen is het ergens Blackmore’s Night ontmoet Ennio Morricone om vervolgens compleet los te gaan op elektrische gitaar. Gewoon. Trefzeker. Dat. The Twisted Oak neemt wat gas terug ten opzichte van de openingsnummers, laat weer horen hoe met speels gemak de band deze muziek ten gehore brengt. Ken je de band nog niet, dan is dit een heel rustige kennismaking met de klank van de band. Het titelnummer brengt je in zijn openingsklanken volle bombast, wordt daarna allengs wat minder groots en meeslepend en bouwt wederom op de stem van Candice.
Der Letzte Musketier is wederom een instrumental. As you do. Tenminste, zoals Ritchie wel vaker in zijn muzikale geschiedenis heeft gedaan. De openingsklanken klinken bijna alsof de geest van Jon Lord wordt gesommeerd te verschijnen, maar als dan het ritme van het nummer zich helemaal aan ons openbaart, is het rustiger dan je misschien zou verwachten, maar ja, ja, het is wel de Fender van heer Blackmore die weer weet te raken. Hij kan het nog steeds en hij weet ook in de solo in dit nummer scherp en aandachtig te spelen en het is goed om Ritchie zo weer bezig te horen. Gewoonweg mooi.
Wish You Were Here is ook in deze versie een mooie ballad. Niet meer, niet minder. Going To The Faire is een uptempo liedje dat je opnieuw brengt naar de tijden van middeleeuwse markten of feesten. Het is een nummer van een soort waar de band patent op lijkt te hebben. Stemming verhogend en heerlijk passend in een live setting. Het album rondt af met het fraaie Second Element. Hier klinkt de band nog het meest als een volledig hedendaagse band, een nummer dat als single uitgebracht de bedaagde bard en zijn eega misschien nog wel een hit zou kunnen bezorgen. En jawel, met wederom elektrisch werk van Ritchie.
Het elfde album van Blackmore’s Night is er. Voor de liefhebbers van de band een aanrader, voor mensen onbekend met het werk van het gezelschap een zeer waardevolle kennismaking. Ben je liefhebber van Ritchie en haakte je ooit af bij het idee van middeleeuwse muziek of walgde je van de gedachte aan renaissance rock, dan is het toch de moeite van het nog eens beluisteren waard. Het album heeft alle karakteristieken van Blackmore’s Night, weet dat wel te brengen in een album dat bijzonder vitaal klinkt en waarop Candice in een glansrol steekt. Los van de kanttekening van de herhaling van een tweetal nummers, klinkt het album buitengewoon gebalanceerd én laat het ook Ritchie vurig klinken. Het is een album waar de band trots op mag zijn. Zo breng je middeleeuwen en renaissance naar het hier en nu. Nature’s Light, niet alleen rijmend op de bandnaam, ook een mooi album voor dit vroege voorjaar.