Bill Callahan
Gold Record
Na een creatieve knutselperiode met lo-fi werk onder de schuilnaam Smog profileert Bill Callahan zich in zijn nieuwe thuishaven Austin met een handvol albums als een accuraat singer-songwriter. Na een lange rustpauze bundelde het vorig jaar tijdens de zomermaanden uitgebrachte Shepherd in a Sheepskin Vest twintig verhalen rond de ingrijpende gebeurtenissen, huwelijk, vader worden, de dood van moeder, in zijn leven … Tijdens de voorbereidingen van een tournee rommelde hij wat in zijn archieven en herontdekte in notaboekjes ouder werk dat samen met schetsen en nieuwe inzichten verder werd uitgewerkt.
Dat pakte bijzonder inspirerend uit, voor hij het wist zat Callahan in de studio samen met gitarist Matt Kinsey en bassist Jaime Zurversa die het songwerk onderbouwen met subtiele muzikale conversaties, aangevuld met al even delicate ritmische ondersteuning. De verhalen die schijnbaar achteloos uit de vertrouwde massieve, warme bariton opwellen op Gold Record zijn afzonderlijke snapshots van uiteenlopende figuren die Callahan aandachtig observeert.
Vanachter het stuur van zijn limousine slaat een man de duiven gade in San Antone, op de achtergrond van akoestisch snarenwerk horen we zacht schuifelende trompetjes in Pigeons. Na het mooie Another Song volgt 35, de poëzie is niet altijd even duidelijk verstaanbaar maar zuigt de aandacht onweerstaanbaar naar zich toe in het parlando van Protest Song dat even een onbehaaglijke sfeer creëert en schril contrasteert met The Mackenzies, een warm verhaal over behulpzame buren.
Het geheel akoestische Let’s Move To The Country dateert nog uit de Smog periode. “She don’t eat, she don’t sleep/ Why, she don’t even drink/ I drink so that we don’t fight/ She don’t drink so that we don’t fight”, tedere, niet echt flatterende huiselijke beschouwingen in Breakfast, een wonderlijk kattebelletje dat zichzelf overstijgt met dat ongeëvenaarde stemtimbre van Callahan.
Na de slome whistle song Cowboy volgt het met spaarzame gitaarakkoorden gestoffeerde Ry Cooder. “English rockers, all the money goes up their nose/While Ry just smiles and tries another difficult yoga pose”. Onmiskenbaar een niet van enige ironie gespeende ode. Kenmerkend voor het repertoire van Bill Callahan dat tussen realiteit en fantasie pendelt maar onveranderlijk een onweerstaanbare aantrekkingskracht genereert.